Programma van 29 apr. tot 3 mei 1923



Brochure

Bron: FelixArchief nr. 1968#478

Deze tekst werd automatisch gegenereerd op basis van gescande pagina’s met OCR-software. Door de diverse historische lettertypes gebeurde dat niet altijd foutloos.

Toon alleen de facsimile’s van dit programma



10,000 trank

geld­prij­zen en tal­rij­ke prij­zen

in na­tu­ra

cU)ed­stri

Door de öcboon­ste en dMeesf fo­to­ge­nie­ke cVrouw

van cl)elgi<2

Se­dert men weet dat we ons met ci­ne­ma-aan­ge­le­gen­he­den bezig hou­den stroo­men aan­vra­gen van jonge ele­men­ten, welke de loop­baan van film-kun­ste­naar of film-kunste-ri­a­res zou­den wil­len be­tre­den.

Dui­zen­den jonge meis­jes en vrou­wen, in alle ste­den en dor­pen, uit alle stan­den; dui­zen­den mooie men­schen­kin­de­ren, met ’n be­koor­lijk fi­guur en een ty­pi­sche uit­druk­king, bie­den zich aan als ci­ne­ma-ar­tis­te op te tre­den.

Welnu, De Ci­ne­ma en zijn zus­ter­blad Ciné-Re­vue, wil­len dien zoo dik­werf uit­ge­spro­ken wensch onzer vrou­we­lij­ke be­vol­king', niet lan­ger on­be­ant­woord laten. En met dit doel zet­ten we vanaf heden op touw, den meest boei­en­den prijs­kamp dien men den­ken kan: De Wed­strijd voor de meest Pho­to­ge­nie­ke Vrouw van België. — 70.000 frank geld­prij­zen en tal­rij­ke prij­zen in na­tu­ra.

Aldus geven we elke le­ze­res van De Ci­ne­ma een kans, om te too­nen dat ook zij de noodi­ge be­koor­lijk­heid bezit om als fil­rn-ar­tis­te, eer en roem te ver­wer­ven.

Eén hoofd­ve­r­eisch­te wordt van de can­di­da­ten even­wel ge­vergd: dat ze pho­to-ge­niek zijn: d. i. dat haar ge­laats­trek­ken die hoe­da­nig­he­den be­zit­ten, zon­der de­wel­ke men niet, met kans van wel­sla­gen, een film­rol ver­vult.

Hoe over deze bij­zon­der­he­den ge­oor­deeld, wordt in hier­naast om­schre­ven re­gle­ment, waar­naar we alle deel­neem­sters ver­wij­zen. Ook uiten we onze over­tui­ging dat bij drom­men, uit alle oor­den des lands, blon­de kop­jes en bru­net­te’s, jonge meis­jes en vol­was­sen vrou­wen — héél de bloem onzer be­vol­king — met graag­te aan onzen prijs­kamp zul­len wil­len deel­ne­men. DE RE­DAC­TIE.

Re­gle­ment voor de Can­di­da­ten

1“ Mogen deel­ne­men aan dezen wed­strijd, alle vrou­wen of jonge meis­jes van Bel­gi­sche na­ti­o­na­li­teit, die voor 15 Maart den leef­tijd van 16 jaar be­reikt heb­ben, en de hier­ach­ter om­schre­ven be­pa­lin­gen zul­len vol­gen.

|| 2" De can­di­daat zal aan het adres van De Ci­ne­ma laten ge­wor­den:

a) Twee harer por­tret­ten, het eene de face en het an­de­re in pro­fiel (post­kaart-for­maat), maar zood­a­nig dat het ge­zicht 2 cen­ti­me­ters hoog­te heeft;

b) Den bon, vast­ge­hecht in de De Ci­ne­ma (zie blz. 14), nauw­keu­rig in­ge­vuld.

De brief­om­slag, por­tret­ten en bon in­hou­den­de, moet het vol­gend adres dra­gen:

DE CI­NE­MA. Char­les De­cos­ter­staat, 10-72, Brus­sel, of Pro­vin­cie­straat, 24, Ant­wer­pen, als­me­de de aan­wij­zing: Wed­strijd van de meest Pho­to­ge­nie­ke Vrouw van België.

3" Een por­tret van elke deel­neem­ster zal in de bla­den van DE CI­NE­MA ver­schij­nen.

'; . 4° De in ar­ti­kel 2 ge­noem­de zen­din­gen zul­len ont­van­gen wor­den vanaf 15 Maart

tot en met 15 Mei 1923. —- Na dit tijds­ip zal geen enkel can­di­da­tuur in aan­mer­king ge­no­men wor­den. Op tijd en stond zul­len de por­tret­ten der can­di­da­ten ver­schij­nen in De Ci­ne­ma.

5° Een jury, sa­men­ge­steld uit: Drie ci­ne­ma­to­graphis­ten, drie Bel­gi­sche kun­ste­naars en drie Bel­gi­sche dag­blad­schrij­vers of let­ter­kun­di­gen, zal ge­last wor­den eene eer­ste keus te doen onder de dui­zen­den can­di­da­ten en er 20 uan te dui­den, waar­on­der het Bel­gisch puh­liek de meest Pho­to­ge­nie­ke Vrouw van België zal mogen kie­zen.

Die 20 can­di­da­ten zul­len op de kos­ten van De Ci­ne­ma, ge­filmd wor­den en zul­len dus te­ge­lij­ker­tijd op het doek en in de num­mers van De Ci­ne­ma ver­schij­nen, ten einde de keus van het pu­bliek te ver­ge­mak­ke­lij­ken.

Wie deel neemt aan onzen prijs­kamp, neme de be­pa­lin­gen van het re­gle­ment in

I acht en vuile den bon in, ver­schij­nend op biz. 74 van DE CI­NE­MA.

Ie JAAR­GANG

N° 8 1923

UIT­GE­VER

D. MEüwis­sEh.Brus­sel

TEL 3167

RE­DAC­TIE

BUU55EL. CH DE C05­TER5TR. 10-12 ANT­WER­PEN. PR0­VIN­CIE5TR. 9

HET HUM­MER

3ÄÄRABO­NI 25 F«* VËR5CHÜHT OP VRIJ­DAG

onzD

niNÓTffi

THE­O­DOOR

KOS­LOFF

Wei­ni­ge van m’n be­zoe­ken waren zoo be­lang­rijk als dat aan The­o­door Kos­loff. Wel was ik een beet­je be­schroomd, vol­strekt niet we­tend of een wel­komst­groet mij toe­ge­roe­pen zou wor­den.

Toen ik om half-drie aan het Las­ky-stu­dio kwam — op ’n mooie zon­ni­ge dag — ont­moet­te ik een filmop-ne­mer, die ik zeer goed kende.

Hij begaf zich per auto naar M. Kos­loff om eeni­ge kiek­jes van diens huis te nemen. Reeds zoo­veel had over dit prach­ti­ge « home » ge­hoord, dat ik on­wil­le­keu­rig uit­riep: « O, ik wilde dat ik met U meê mocht! »

Het jo­vi­aal ant­woord: «Wel, kom meê», was me een te groote ver­lei­ding. Ik stap­te in en samen reden we naar M. Kos­loff. In een der voor­naams­te re­si­den­tie-stra­ten, die voe­ren van Hol­ly­wood naar de Be­ver­ly-Hills, ge­heel over­scha­duwd door Ca­li­for­nia's groe­ne boo­men en bosch­jes, stond The­o­door Kos­loff's « bun­ga­low ». Zijn laag groen dak en grij­ze gevel maak­ten het zeer aan­trek­ke­lijk. Mijn vriend, de film­op­ne­mer, werd na­tuur­lijk ver­wacht en hij be­loof­de op zeer tact­vol­le wijze, ook voor mij belet te vra­gen, ter­wijl ik bui­ten op hem zou wach­ten.

The­o­door Kos­loff, bal­let-mees­ter en film-ar­ticst, om­ringd van zijne leer­lin­gen.

In dB me­dail­lons: (links) Kos­loff in the street i Irechts) als hoofd eener groote mo­gend­heid m Adam's Rib.

Het lgek me een eeu­wig­heid vóór hij te­rug­kwam. Z'n ge­rust­stel­len­de, op­ge­ruim­de glim­lach zei me ge­noeg.

« M. en Mevr. Kos­loff zijn zeer ver­heugd dat U meêkwam. Wees nu maar niet zoo ze­nuw­ach­tig en treed vrij bin­nen ». En daar stond nu M. Kos­loff zelf reeds aan de deur om deze uit­noodi­ging te be­ves­ti­gen.

Het ver­won­der­de mij ten zeer­ste dat hij een Rus­si­sche kiel droeg en nog meer ver­baas­de me zijn pun­tig gei­ten­baard­je, dat ik, tus­schen haak­jes, niet leuk vond. Latex, ter­wijl we de kof­fie ge­bruik­ten, in­for­meer­de ik naar den oor­sprong van dat sikje, waar­op werd ge­ant­woord, dat hij het even­eens had laten groei­en voor den rol van « Lord Car­nal » in het Ge­or­ges Fits­mauri­ce-voort­breng­sel' « Heb­ben en Hou­den », met Betty Comp­son en Bert Ly­tell in de hoofd­rol­len.

Het in­wen­di­ge van Kos­loff’s wo­ning is nog schil-dèrach­ti­ger dan het uit­wen­di­ge.

Hij heeft te veel waar­de­vol­le en mooie Rus­si­sche kunst­voor­wer­pen, als schil­de­rij­en, kas­ten, stoe­len, dra­pe­rieën, enz., dan dat ik het wagen zou eene be­schrij­ving daar­van te geven, maar Meyr. Kos­loff,


The­o­door Kos­loff „ at homp ", te mid­den van zijne kol­lec­ties en kunst­stuk­ken.

die vroe­ger lid was van een Rus­sisch bal­let, waar­in hoar echt­ge­noot, als eer­ste dan­ser be­roemd was, heeft alles op zoo'n han­di­ge, aan­trek­ke­lij­ke ma­nier ge­schikt, dat het ge­heel een echt be­haag­lijk, ge­zel­lig « nest­je » is.

De Kos­loffs woon­den reeds 12 jaren in Ame­ri­ka. Het was in 1917 dat The­o­door het eerst op­trad als film-ar­tist. Hij de­bu­teer­de in Ce­ci­le B. De Mil­les-voort­breng­sels en is vanaf dien tijd steeds hij Pa­ra­mount ge­ble­ven.

The­o­door Kos­loff werd ge­bo­ren in Mos­kou, Rus land. Zijn over­groot­moèder was ko­nin­gin van klein Tarta­vië, eene af­deel­ing van de Wol­ga-val­lei en The­o­door is haar di­rec­te af­stam­me­ling en de erf­ge­naam van haar troon. Zijn vader was een be­gaafd mu­si­cus en de kin­de­ren — er waren er zeer veel, 17- als ik me niet be­drieg — erf­den allen eene nei­ging voor het ar­tis­tie­ke.

Toen The­o­door 8 jaar oud was be­zocht hij reeds een op­lei­dings­school voor ope­ra-ar­tis­ten en munt­te voor­al uit in het dan­sen. Meer dan 15 jaren bleef hij daar en zijn eer­ste ver­toon­ing gaf hij in het « Grand-Ope­ra-Bal­let » van Pa­rijs in 1908. Later trad hij op in al de voor­naams­te Eu­ro­pee­sche ste­den en werd be­kend als 's we­relds eer­ste dan­ser.

In 1914 kwam hij naar New-York en werd met en­thou­si­as­me door de Ame­ri­ka­nen ont­van­gen. Ce­ci­le B. De Mil­les werd per­soon­lijk aan hem voor­ge­steld, haal­de hem over naar het Pa­ra­mount-stu­dio te komen, niet al­leen om op het doek te ver­schij­nen, maar ook om te hel­pen met de mi­se-en-scène, kos­tuums en alle spe­ci­a­le dan­sen,

« De Vrouw die God ver­gat » was de eer­ste film

waar­in hij een rol ver­vul­de. Het was een van Dé Mil­les-voort­breng­sels, met Geral­di­ne Far­rar in de de hoofd­rol.

Se­dert dien tijd ver­scheen hij in vele su­per­films.

Hij maak­te de ont­wer­pen voor de kris­tal­len bal-zaal in « De Ver­bo­den Vrucht », de meest fan­tas­ti­sche 1 film die ooit voort­ge­braebt werd. Hij heeft vele ta­len­ten, en be­ne­vens al z’n werk op ci­ne­ma­to­gra-phisch ge­bied, be­stuurt hij eene dans­school, die alle an­de­re in de Ver­ee­nig­de-Sta­ten over­treft.

In hem wordt het spreek­woord be­waar­heid,

« geene woor­den, maar daden », want met al z’n on­der­vin­din­gen en be­kwaam­he­den is hij een man van wei­nig woor­den...

Zijn korte zin­nen — hij spreekt nog steeds met een ac­cent — zijn al­tijd goed ge­plaatst en be­lang­rijk, zelfs in den hui­se­lij­ken kring, of­schoon hij zijn vrouw het groot­ste deel van het ge­sprek laat voe­ren... Hij is een trou­we en op­rech­te gast­heer en hij maak­te een die­pen in­druk op den film­op­ne­mer en den * on­ge­noodig­den gast ».

Ter­wijl M. Kosi­off met mijn vriend be­raad­slaag­de over de te nemen kiek­jes, ver­tel­de Mevr. Kos­loff me alles over hun doch­ter­tje Mira en hoe M. Kos­loff van plan was heel zijn leven te wij­den aan het ver­be­te­ren der cinéma­to­grap­hie.

En ter­loops noem­de ze mij op de films waar­in de be­roem­de ar­tist heeft meêge­speeld, onder an­de­re: «Waar­om van vrouw ver­an­de­ren? », « De Stad der Mas­kers », « Iets om over te den­ken »,

« De zaken van Ana­tol », « Het Pa­ra­dijs van een Dwaas », * Za­ter­dag­nacht »,J < pe groe­ne Ver­lei­ding », « Heb­ben en Hou­den » en « Adam’s Rib ».

Jo­sep­hi­ne G. DOTY.

lui­ini­ui­nii­ui­i­i­i­Hui

DE DUIV ELS AKKER

"Ja, ver­kocht... en duur... aan Peter,,, voed­de zij er aan toe, half be­ang­stigd voor de woes­te uit­druk­king van Jan's gloei­end ge­laat.

Jan Rog was dus mees­ter over het barre land, over den < Dui­velsak­ker ». En dagen en dagen ging hij, ge­heim­zin­nig en een­zaam, naar den put dien de oude Graaf eens had laten gra­ven om den schat te ont­dek­ken, doch vruch­te­loos. On­ver­poosd, zocht hij naar de bron. Bui­ten dat be­stond er voor hem niets meer, zelfs niet zijn vrouw. Hard was voor haar de ont­goo­che­ling want zij had de ii­lu­zie der lief­de gehad; zij leef­de naast haar man; zij was voor hem als een vreem­de, en wran­ge smart kwam in haar. Alles liet hem on­ver­schil­lig, doch wan­neer na dagen, na weken hij ein­de­lijk het tri­om­fan­te-iij­ke «Eu­re­ka» kon uit­ju­be­len, wijl een straal pe­tro­le­um langs de bo­ring- den grond ont­sprong, dan was hij ge­luk­kig; zijn le­vens­doel ging hij be­rei­ken. Hij ver­trok naar de stad waar zijn ont­dek­king snel als loop­end vuur was rond­ge­gaan.

Klaar­zien­de fi­nan­ciers (pe­tro­le­um is im­mers een zwak voor hen?) sta­ken de kop­pen bij el­kaar en na zich om­ringd te heb­ben van al­ler­lei in­lich­tin­gen wer­den de on-der­han­de­lin­gen met Jan Rog be­gon­nen. Met echt ar­ri­vis­me-ge­sle-pen­heid dreef deze de zaak door, tus­schen al die mag­na­ten van het groot-ka­pi­taal, hij, ge­bo­ren er­gens in een ver­la­ten hoek­je grond, tot hij het zoover wist te bren­gen dat ver­schei­de­ne mil­li­oe-nen te zij­ner be­schik­king wer­den ge­steld. Wat kon hij nu nog meer wil­len? Was nu niet het top­punt van zijn ver­lan­gen be­reikt? Waren al zijn wen­schen niet ver­we­zen­lijkt?

Ge­nie­tend van zijn tri­omf, zich vlei­end met zijn eigen ij­del­heid, trots over zich zelf keer­de hij dan terug naar zijn « Dui­velsak­ker »....

Doch in­tus­schen­tijd, in een oog­en­blik van ra­de­loozen wan­hoop, van mach­te­loozen op­stand, want zij haat­te het veld dat gansch het hart van haar man scheen te be­zit­ten, ging He­le­na naar Peter als naar een laat­ste toe­vluchts­oord, hem smeek­end haar van dien ver­vloek­ten akker te be­vrij­den... En na vele woor­den, en ge­trof­fen door haar lij­den, kocht Peter het land voor lut­tel geld, het land dat schat­ten be­vat­te....

An­der­daags mor­gens ver­scheen Jan voor zijn vrouw, ge­heel op­ge­wekt als ge­ma­ta­moz-phösseerd en He­le­na niet we­tend waar­aan dezen plot­sen om­me­keer toe te schrij­ven, hoop­te hem aan­ge­naam te ver­ras­sen met het groote nieuws: « Jan, ik heb den « Dui­vel­suk­ker » ver­kocht »...

Als een ver­plet­te­ren­de don­der­slag in volle zon-ne­weer weer­klon­ken die woor­den in hem... De " Dui­velsak­ker ver­kocht, ver­kocht!... Even staar­de hij haar aan met den blik van een dwaas, van eene die niet goed ge­hoord, niet goed be­gre­pen heeft, star en wild; maar dan joeg het bloed hem naar het hoofd...

« Ja, ver­kocht... en duur... aan Peter » voeg­de zij er aan toe, half be­ang­stigd voor de woes­te uit­druk­king van Jan’s gloei­end ge­laat... Maar dan brak het plots los als een laai­end on­weer; in de teu­gel­loos-

Zij be­zweert Peter den ge­slo­ten koop on­ge­daan te maken


Het wordt op den kil­len yrond neere­legd on door allen, die turen naar het lijk, gnat een sid­de­ring Gra­vin He­le­na!

Het num­mer: 70 cen­tiem

En­f­jelsch leeren

zon­der wee­nen Î

Lees hier­voor

THE BEL­GI­AN:: TRI­BU­NE::

76, de Hen­n­l­n­straat, BRUS­SEL

6 heid zij­ner woede, in het pa­roxy­s­me van zijn op­ge­hitst égoïsme snauw­de hij haar toe, on­barm­har­tig wreed en bit­sig. Het mas­ker dat hij nog steeds had be­waard viel plots van zijn aan­ge­zicht en heel zijn bru­ta­le, zelf­zuch­ti­ge ij­de­le na­tuur kwam boven. * On­ge­luk­ki­ge!... Maar dit veld was mil­liar-den waard!... » Als pij­len van ver­gift voel­de He­le­na dien uit­roep in haar hart drin­gen en een slui­er viel haar van de oogen; zij be­greep, de on­ge­luk­ki­ge vrouw, en haar laat­ste be­goo­che­lin­gen ver­zwon­den wan­neer Jan, on­mee­doo-gen­loos op haar vraag die bijna een bede was: « Jan, toen gij mij trouw­det, wist gij het dan reeds?...

Hij, bla­kend van weer­zin, haar naar het aan­ge­zicht slin­ger­de. Ja... ja zeker dat wist ik!... Zij had nu het be­wust­zijn dat hij haar nooit be­mind had, dat heel zijn spel een snoo­de leu­gen was... Én in haar kwam gren­ze­looze leeg­te de el-lendë van de hoog­ste smart en zij stort­te neer, ter­wijl Jan heen­snel­de naar zijn grond... Op de hoeve ech­ter ging alles zijn ge­wo­nen gang, maar een on­zeg­ge­lijk zoet ge­voel dat hij tot hier­toe steeds diep in zich had be­waard, maak­te zich hee­le­maai mees­ter van Peter; hij ook be­min­de Ma­ri­na, de klei­ne teere Ma­ri­na en nu in een over-vloei­ing van tee­der­heid be­ken­de hij het haar. Doch Ma­ri­na bleef den eens ge­zwo­ren eed ge­trouw, hoe on­waar­dig Jan haar ook had ver­la­ten. « Ge weet. Peter, dat ik' Jan wacht, want hij zal te­rug­keeren: ik voel het... Bei­den zijn nog gansch onder den in­druk van die com­mu­ni­a­tie van hun ge­heim­ste as­pi­ra­tie, als plots de deur open­gaat en He­le­na ver­schijnt. Als een wrak is de arme vrouw ge­bro­ken door het snik­ken; zij be­zweert Peter de ge­slo­ten koop on­ge­daan te maken, smeekt, bidt... Peter is be­slui­te­loos maar toch wil hij toe­ge­ven. Dan gaat He­le­na heen, recht voor zich uit, strom­pe­lend, tu­rend in het vage, rond­dooi­end in den af­grond van haar ge­dach­ten.., nu is zij aan den stroom. Geen een Abel staan de twee broe­ders te­gen­over el­kaar.

heim­zin­ni­ge stem­men schij­nen er uit op te zwel­len: zij wordt als voort­ge­dre­ven door een ob­ses­sie, aan­ge­trok­ken door on­zicht­ba­re mach­ten... Ook Jan op de hoeve: hij wil het be­wijs, hij wil zijn grond. Als een Kaïn en Abel zoo staan de twee broe­ders te­gen­over el­kaar, een af­grond scheidt hen voort­aan, Peter ver­scheurt de koop­ak­te, maar wijst hem ter­zeifder­tijd de deur: « Gij iijt mijn broe­der niet meer! » — En ter­wijl Jan in dol­len over­moed tot den laat­sten band ver­breekt, houdt voor de hoeve een wagen stil. Twee, vier, zes, tien, twin­tig, zes­tig oogen kij­ken nieuws­gie­rig toe: een wezen ligt le­vens­loos op de kar... de kar der Dood... Als een massa dra­gen man­nen ge­lij­kend lu­gu­be­re ge­stal­ten, het li­chaam in Pe­ters’s woon­ste, het wordt op den kil­len grond neer­ge­legd en door allen die buren naar het lijk, gaat een sid­de­ring: Gra­vin He­le­na!... De « Gra­vin » die zoo­veel geluk ver­hoopt had en zoo ramp­za­lig aan haar einde kwam. En voor zijn slacht­of­fer, voor die be­min­nen­de vrouw, die hij uit lou­te­re heer­schzucht had ge­trouwd, en die nu het groote offer van haar nut­te­looze leven had ge­bracht, kreeg hij een nog on­dui­de­lijk maar toch ge­pij­ni­gend besef van zijn schuld en in die eer­ste op­wel­ling van be­rouw stort­te hij neer op het lijk... « He­le­na! »

boek­je np V/prtränHp Film

oan den cP­bi­lo­soof ** L/C vei U ddyuc î siiii

Als fi­lo­zoof had ik lange, lange jaren in een­zaam­heid en ge­pein­zen door­ge­bracht. Toen ik on­langs uit deze lange rust wak­ker werd en de we­reld in­keek, dan was het. wel of ik op een hon­derd meter hooge lad­der te dui­ze­len stond!

Hop was alles snel­ler ge­wor­den! Elek­tri­sche

trei­nen vlo­gen over het land; sta­len vo­gels door­wiek­ten de lucht; dui­zen­den auto’s snor­den door­een. Ik zag te Lon­den ie­mand van uit zijn bed spre­ken met een Brus­se­laar! Ik hoor­de van op mijn lad­der een kon­cert yan den Ei­fel­to­ren!

Ja, ik dui­zel­de! Ik zag hoe de aarde snel­ler

begon te draai­en! En ten­slot­te draai­de ik zelf, ik draai­de hals over kop van de lad­der naar be­ne­den.

En ik ont­waak­te in een ci­ne­ma. Echt. De dok­ters had­den be­von­den dat mijn oogen en mijn her­sens niet be­stand waren tegen de snel­heid van het aj­le­daag­sche leven. Zij had­den mij voor het witte doek ge­bracht, waar­op een ver­traag­de film werd af­ge­draaid.

Een ver­traag­de film! Hoe kal­meer­de bij mijn, nog dui­ze­lend ge­moed!

'ik zag hoe een athleet ruim vijf mi­nu­ten noodig had om een arm op te hef­fen. Ik zag een lieve zwem­ster sprin­gen... o, par­don... lang­zaam in de hoog­te zwe­ven, als een. plane eren­de vogel over het wa­ter­vlak, glij­den en ein­de­lijk traag, traag on­der­dom­pe­len... Alles zon­der haast, met sier­lijk be­weeg,.. Een uur­werk op het doek. mar­cheer­de maar tien mi­nu­ten per uur! Zoo fi­lo­zot­feer­de ik dat door de Ver­traag­de Film lijet leven kan ver­lengd wor­den... He­laas, de! dok­ter be­weert,, dat schijn be­driegt...

En hij sprak mij over het nut van de ver­traag­de film. Te Lon­den zal wel­dra een reeks fil­men wor­den uit­ge­ge­ven die van alle En­gel­se­hen vol­maak­te ho­ve­niers zal maken. Al de be­wer­kin­gen in dep tuin. het snoei­en van hoor­nen, het ver­zor­gen van groen­ten, het kwec­ken van vruch­ten wor­den ver­traagd op het witte doek ge­toond. En wie twee maal de film ziet, kan alles na­boen.

— En waar­om zou­den de jonge ver­lief­den, vroeg ik aan den dok­ter, zich niet ver­traagd laten fil­men als ze rqal­kan­der den eer­sten kus geven?

— Omdat zij op dit oogen blik liefs* een film­ope­ra­teur mis­sen, zei de dok­ter.

Maar de po­li­tie, drong ik aan, zou die geen ge­bruik kun­nen maken van de ver­traag­de film. om die­ven en moor­de­naars te knip­pen-’

Hoe­zoo? vroeg de dok­ter ver­won­derd.

— Wel ja. De po­li­tie loopt snel... en ter­wijl zij loopt, zou zij een ver­traag­de film nemen van den vluch­ten­den dief. Het is klaar, dat de ver­traag­de dief rap zou in­ge­haald zijn door de snel­le po­li­tie.

De dok­ter keek mij aan en riep toen:

— Snel! Een auto! En met vlie­gen­de vaart naar t hos­pi­taal met dien man... .

En als een ver­snel­de film voer­de men mij weg.

Ver­traagd, ver­sneld of ge­woon... Alles is film in 't leven.

FI­LO­SOOF.


Miss LUCY

Ger­mai­ne BIEN­VE­NU

Mary BURG­MEY­ER

Loui­se VAN EECK­HOUT

Mar­cel­le GRÉGOIRE

Marie MOUIN

Iini­GE KATf­DIDÄTEN VOOU OHZLn PPIJS­KAMP

DE SC­MOOMS­TE EM NEEST PII­O­TOüfMI l\I YUOLW

Heden dus ver­schijnt een eer­ste reeks can­di­da­ten, be­val­li­ge jonge dames en meis­jes uit alle dee­len des lands, die het be­proe­ven den palm te be­ha­len van « De meest pho­to­ge­nie­ke Vrouw van België ». In de vol­gen­de num­mers van De Ci­ne­ma en Ciné-Re­vuc zet­ten we deze serie, voort, steeds onder de oog'en onzer le­zers bren­gen­de, de bloem onzer vrou­we­lij­ke be­vol­king. Want, in­der­daad, stroo­men uit alle oor­den, uit de verste ge­wes­ten van Vlaan­de­ren en Wal­lo­nië, uit dor­pen en ste­den, uit ne­de­ri­ge ar­bei­ders-mid­dens als uit cen­trums waar meer kunst­aan­ge­leg­den en in­tel­lec­tu­ee­len toe­ven, tal van pho­tos: zooals in ons Reeh'ment be­loofd dien ze allen in onze

bla­den ver­schij­nen, tot den\=_g waar­op de U. mtig meest in­te­res­san­te typen, welke op het doek zul­len ge­pre­sen­teerd wor­den. Uit deze weel­de­ri­ge oogst ge­ko­zen zijn. Aan allen die nog niet deel namen aan onzen Prijs­kamp, geven we den wel­ge­meen­den raad ons Re­gle­ment op blad­zij­de 2 te her­le­zen en ons een paar pho­tos toe te stu­ren. Toch wil­len we een­ie­der er op at­tend maken, dat de bon naar be­hoo­ren dient in­ge­vuld, en dat niet, zooals meer is ge­beurd, ons photo's zon­der bon, of 'n bon zon­der photo’s toe­komt.

DE RED AKTIE.

3 Su­zan­ne GOOS­SEN j" -P» J

Jenny GOOS­SEN


in

fel

jliu noi CI­NE­MA­TO­GRAPHI­SCHE TYPEN De Ou­vreu­se - De Bu­ra­lis­te

DÇ. OU­VREU­SE IN DE CI­NE­MA

De an'iîds­be­zig­he­den van de plaats­bew.aa r-ster in de ci­ne­ma wij­ken in klei­nig­he­den af van die barer col­le­ga in het the­a­ter, maar be­we­gen zich ove­ri­gens in het­zelf­de krin­ge­tje. In de ci­ne­ma, o-efent die juf­frouw haar ambt uit met een elek­trisch lan­taarn­tje ln de hand. Zij zoekt geen man, maar een zit­plaats, en nu moet men al da­de­lijk toe­ge­ven dat zij veel meer reden van be­staan heeft dan haar amhts­zus­ter in den schouw­burg, want wat zou de toe­schou­wer, die in de don­ke­re zaal bin­nen­komt, zon­der bare hulp be­gin­nen? Zou hij niet on­ver­hoeds kun­nen te­recht komen op de spich­ti­ge knieën van een brood­ma­ge­re schoo­ne. of weg­zin­ken tus­sc­ben de mol­li­ge dijen van een twee­bon­derd­vijf­tig­pon­der, die op zijn stoel zit te hij­gen? En wan­neer die juf­frouw u een pro­gram­ma aan­biedt, en n neemt het niet van haar, wees dan zeker dat, zij dit op­neemt als een per­soon­lij­ke bei­leedi-'ging. De toe. chou­wer, die haar dus­da­nig in haar eer tast, kan wast, re­ke­nen op de kwade kans dat, in het. don­ker zijn zit­plaats ver­la­ten­de, hij door dé juf­frouw op de teen­ien ge­trapt wordt en toe­val­lig juist op de ge­voe­lig­ste plek zij­ner ekst­croogen; zij zal hem leeren, hoe men zich ge­draagt in een ci­ne­ma: dit lagt zij wel heel dui­de­lijk uit­ko­meu in de ge­hui­chel­de ex­cu­ses die zij maakt.

DE BU­RA­LIS­TE

In haar glaze kast­je met nau­we­lijks een adem­tocht lucht, voor haar be­nauw­de borst, zit ze bleek en zwij­gend; geen zon­ne­straal­tje komt er in. Maar ’s zo­mers is het er om te stik­ken; ’s win­ters om te be­vrie­zen.

Zij is we­du­we zon­der kin­de­ren; van baar man heeft zij een pen­si­oen­tje van twee frank daags en met het­geen zij in de ci­ne­ma ver­dient, kam zij zich be­hoor­lijk voe­den, een rus­tig, net ka­mer­tje be­wo­nen en kan zij het/ • van tijd tot tijd van nemen om en ietsf-e snoe­pe, ni of een extra sterk kopje kof­fie te drin­ken. Zoo leeft zij moe­der­ziel al­leen en kan zich niet eeiis de weel­de ver­schaf­fen van een kef­fend hond­je of een mol­lig poes­je, die dik­wijls de troost zijn van een­za­me oud­jes.

Goed uit­kij­ken kan zij nog wel; het zal ten min­ste moei­lijk ge­luk­ken haar on­ge­merkt eetn» ver­keerd geld­stuk­je in de hand te stop­pen. Wat een ont­roe­ring zou tiet te­weeg bren­gen in dit rus­ti­ge, be­ne­pen le­ven­tje, als. er een een bank­bil­jet ver­lo­ren ging of als er in de cassa een munt werd ge­von­den, die niet gang­baar was! En toch zijn er wel lie­den, die tus­sc­ben licht en don­ker, of ais het erg druk is aan hét win­ket, hun kans schoot* zien om daar een valse, h geld­stuk­je kwijt te raken...

cPraat­je ** ÖOO °f Waar be­gint Cine?

Agent ()(it) stond weer voor mij. Met een heel ander ge­laat sprak hij, en er lag angst in zijne oogen,

’k Heb na­me­lijk 'n drama ge­con­ci­pi­eerd, 'k Zit met erge mui­ze­nis­sen, me­neer!

’k Zou ’t prol)esren. Ja, wat weet ik? Me dunkt... 'k Zou eerst een plan op­stel­len. En...

'k Weel, 'k weet, dank u. ’t Is een drama, zeer kort, efi er mag niet ge­spro­ken wor­den'.

— Ho, ho! Dat ts erger... Ei­gen­aar­dig... Zeer... In­der­daad... Mag ik weten?

— Waar­om niet? Het kropt me tot hier. 't Wil er uit. En ik dank u dat ik dan toch eens mag spre­ken. Luis­ter, 'n Kamer, ’> bed, ’n grau­we wand. Boven het bed, vijf­tig à zes­tig cen­ti­me­ter hoog, een foto in ’n lijst. In hét sneeuw­wit­te bed, een mail' die sterft... Ge ziet al­leen zijn scher­pen neus die tegen den «and, onder de foto langs, zoo, als een klip, afteekenf, Ie­mand treedt bin­nen, op zijn teenen. gaat naar het lied, kijkt den man die sterft in ’1 ge­laat. Doet dan een stap ach­ter­uit, kijkt de foto aan. blijft na­den­kend stok-kes­tijf staan,. Zijne han­den, onder zijn kin ge­voegd, als voor het gebed. De klip draait om, komt in een schuin­te op, wordt een neus, of 'n dun mes, met tet/zij -groot oogen, heel groot, met veel wit. Er onder een don­ker­zwart gat, de tan­de­looze, in­ge­val­len' mond. De be­zoe­ker ver­roert niet, in stom­me droo­me­rij. zijn oogen op de foto. De kop, in het bed. draait nu ook traag naar de foto toe. Hij valt terug. De be­zoe­ker gaat heen rug­ge­lings, op zijne teenen. de foto in het oog, sluit de deur.

De po­lie­tie­apent van dienst dien avond sloep' aan

De po­li­tie­agent van dienst dien avond sloeg aan.

'— Men­neer, zei hij, be­leefd en ne­de­rig, me­neer, mag ik iets vra­gen?

— Tot uw dienst, ant­woord­de ik, ver­won­derd. giim'achend als be­hoort.

- Ik hen Agent Num­mer zes hon­derd zes en zes­tig. Ik werd fei­te­lijk in de -wieg ge­legd om Pro­fes­sor in de, klas­sie­ke talen te wor­den, ’k 'Stu­deer­de te Me­che­len, op het Se­mi­na­rie, en mijn pakje lag reeds ge­reed om naar Leu­ven' aan de Uni­ver­si­teit te gaan aan­klop­pen. De oor­log brak uit. ’k Werd stads­scha­de­be­let-ter. En ’k be­treur het niet, Wat ’n schat aar. men­se­hen­ken­nis heb ik, dank aan dit mijn be­roep, op­ge­daan! En 'k hen dan aan ’t schrij­ven ge­gaan. .Voor het tooneel. «eet ge.

Nu, voor­uit, as­je­blief! Hier wiet sta­tio-neeren, da­mes-hee­re! De men­sche­ti kun­nen' niet voort... Als ik 11 bid­den mag?... Cir­cu­leer!... De kas?... Daar...

Ge /iet al­leen zijn sr­her­pen neus die tepen den wand onder de photo lanps, zóó, ais een klip afteek­ent


De klip duikt op uit de witte deken; met hou­te­ri­ge klau­wen grijpt de arm naar de foto. Van uit deae foto, is een vrouw van vóór jaren, met ’haar hoe­pel­rok uit ’t jaar 70 en haar En­gel­sche krul­len neer­ge­ko­men, recht, op het toed. Geen woord. Keil han­den­ge­baar, niet op te mer­ken. Een blik... Een blik, die •niet Ie vat­ten is. Een glim­lach... De man die sterft «iet, hij al­leen ziet den lach, den blik en het /ge­baar. Er komt iets woe­ligs onder de deken. En de vrouw smelt traag langs tien .grau­wen- wand heen. De foto hangt niet meer aan den muur. De foto is van zelf op het bed ge­val­len. En de doode schar­relt er naar, grijpt... De be­zoe­ker komt terug op, haas­tig, ge­jaagd, naar het bed toe, luis­tert, be­tast, ziet scher­per toe, haalt het hoofd, dat zwaar ge­wor­den is, op uit de in­zak­king van de -pe­luw, in zijn armen, tracht host naar ’t licht toe -e keeren. Schrikt. Kijkt naar de foto, die er zooëven og hing. Geen foto meer, geen lijst­je. Met zijn hand die nie­mand heeft ge­zien, met zijn tan­de­looze lip­pen, heeft de ster­ven­de de foto aan stuk­ken ‘ge­scheurd. Op zijne vale lip (lügt nog een. stuk­je ge­plakt, een klein stuks-ken kar­ton. Zijn vi­a­ti­cum!... Af­schuw bij den be­zoe­ker, die het hoofd tos laat meer­plof­fe­ni in het graf van (het bree­de groote bed. Hij deinst ach­ter­uit. Hol...

Hoe zendt gij dat schrij­ven, me­neer?... Want dit hier is niet 'ri epi­so­de op woor­den te kom­po­nie­ren. Een drama, vol­le­dig en ga­ijsch. 'n Tra­ge­die, fa­taal slot van heel ’ leven dat niet in be­drij­ven en ta­fe­ree­len kan ge­sne­den. De man die steift is doof, me­neer! Stom als ’ visch! Hij ziet... Ja. hij ziet... Hij spreekt niet. Kan niet spre­ken. En wat zal de be­zoe­ker zeg­gen, me­neer? ’n Ti­ra­de? 'n Mo­no­loog? Die foto daar, die ha­te­lij­ke en duur­ba­re foto. is ’t ver­geeld por­tret van- de jonge vrouw, voor jaren, van den ouwen man dje sterft... Mijne moe­der! Mijne arme moe­der!.,. De schurk, o schan­de, mijn vader!... Heef! mijn moe­der op­ge­ge­ten!... Er­zoo­voori!... Ba! Val­seh me­neer!... Vailsch!... 'the­a­ter!... As­jeldief!... Hola, gij, uw si­ga­ret weg!. Niet roo­ken in de zaal, jon­ge­heer!

Op den­zelt­den pas, met groot mis­baar, kwam aan­dra­ven de -g-ega Ion eerde pet van de Neger

— Agent! Agent!... Kom eens gauw! Daar zit daar een dron­ken man die schan­daal ver­wekt, in de stal­les. Hij her­kent in Madam But­ter­fly zijne eer­ste vrouw, roept-i... Hij wi1 per se Mary Pick-ford gaan zoe­nen!... Kom gauw! Smijt hem bui­ten! Gauw!...

(>66 wierp mij een wan­ho­pi­ge blik toe. ver­dween in de plooi­en van de roode gor­dijn...

’k Wou den­ken op mijn gemak en slen­te­rend stak ik de straat over, naar Trael­o­ria-Bar. waar, zooals u weet. alle eenigs­zins ern­sti­ge let­ter­kun­di­gen van dezen tijd hunne in­spi­ra­tie gaan zoe­ken en hunne droo­men uit­broei­en'.

. Zes hon­derd zes en zes­tig, dacht ik, heeft

ge­lijk, de jon­gen! Daar ge­beu­ren zoo­veel din­gen. ver­schrik­ke­lij­ke en in­te­res­san­te din­gen, waar­bij de ac­teur zijn lip­pen niet kan, niet mag ope­nen... Doch op ’t tooneel?... 't Echte tooneel! Het The­a­ter!... Begod!... daar moet, wil­lens ni Mens, toch ge­spro­ken!... Ge zegt: mi­i­mo­dra­ma! Spet met open gebäre en ge­slo­ten mond. Ge­ba­ren die geen eigen bet­ce­ke­nis heb­ben als zij 't woord niet ver­van­gen dat ik u dietsoh make wou. Vai­sch! zal Zes hon­derd zes en zes­tig ui troep en. Want die men-, sehen, die pop­pen, doen alsof ize niet kun­nen spre­ke. ’1 Is. een vast sys­teem bij de mimes. Con­ven­tie dus. Even kun­ste­rig als bij die ander, welke al­tijd door pra­ten, ge­dwon­gen, ver­plicht spre­ken, met woord en klank moe­tent laten ver­staan, in de zaal die luis­tert en ziet, wat in ’1 diep­ste diep van hun hart, hun geest aan ’t woe­len, aan 't strij­den ge­raak­te. Een stil­te van één se­con­de, mid­den een scene \ ge­sprek!... O ver­ve­ling!... Ge­steld nu eensv ik wil o doen voe­len en heu­se­to mee­le­ven wat er in ’t bin­nen­ste van een ha­te­lijk ster­vend man met een neus -als een klip, vijf se­cond voor (zijn ver­schei­den om­gaat... Dan ben ik ge­dwon­gen' er bij te sleu­ren: zijn heelt- fa­mi­lie, Ti dok­ter die ge­wich­tig doet en ge­du­rig naar 't souf­fleurs­kot kijkt, of ’n huis­vrouw die on­noo-zel sta­melt en ge­wi­id-naïef do ge-hee­le le­vens­ge­schie­de­nis van don man in het bed op­ra­kelt, of drie Par­ken die, slui­me­rig, als om het lesje aan­ge­leer­de zin­nen op- en af-spin­nen bij dat bed. grootsch noch­tans als een we­reld. Gri­mas­sen! En nog gri­mas­sen!... En fi­cel­les, tou­wen en ka­bels! Zes hon­derd zes en zes­tig heeft, ge­lijk. Zeker! De tra­ge­die van de klip op den grau­wen wand is even his­to­risch-dra­ma­tisch, op zich zelve, in zijn es­sen­tie, bru­taal, de­fi­ni­tief feit, met zijn blik­sem­snel ver­loop, als de laat­ste adem van Na­po­le­on of de slan­ge-beet van Cle­o­pa­tra! VI wat van te voren mocht ge­beu­ren be­staat niet, Ibeeft nooit be­staan! Wat er op dit oog­ern-blik, in tast­ba­re wer­ke­lijk­heid weil be­staat, if de ver­scheur­de foto uit kar­ton, ge­plakt op de-_ lip­pen va den doode!

Dat deze on­for­tuin­lij­ke po­li­tie­agent nu juist t tooneel ging kie­zen, otn zijn hor­sen* molen aan ’t malen te zet­ten!...

Neen, ver­dui­veld, dje scène van dat bed en dien neus!... Dat is de moei­te waard!... Op­recht!...

Zoo, pein­zend en strui­ke­lend, stond ik weer voor de Ci­ne­ma. De bree­de boo­g­in­tree, don­ker en koel, ach­ter het zwar­te hek, gaap­te me aan met al zijn duis­ter­nis!

Met één klap schoof het mij te bin­nen, hier... Ja, hier moet ’t drama van Hon­derd zes en zes­tig af­ge­rold. Hier en ner­gens an­ders! De ziei­e­dra­ma’s, waar één woord voor te vin­den is, wor­den in Ci­ne­ma -geïncar­neerd uit. licht op doek. Wan­neer?... Wan­neer Ci­ne­ma. tooneel, roman, opera,' heel­die­ke­nis­boek noch fres­co, sim­pel-weg Ci­ne­ma .wezen zal. Waar het. tooneel in proza of in vers ein­digt, daar be­gint Ci­ne­ma!..

II. GOOD­MAN Thzn.

138. DE ZIN­GEN­DE RE­IJ­ZI­GER. ')

Losse voor­dracht.

Ben in de lijd van ne - gen da - gen De gant - sehe we-reld rond-ge Voor eerst zo quant ik bin - ne Roo-men, Daer sat een wai-vis in de

In Span-jen vond ik twee ka-me-len Te sa-men­een kla-ver-jas - je

A! op een Die song een Ik sag ’er

E -Lied ook

HUP

sei

een

son -der staert; in ’t La-tijn; Kak - ke-toe,

Wat sag

ifet

ik won-der - lij - ke din-gen, Hij wist zijn stem zo lief te men-gTen Die deed (wie hen- ker sou het ra-den?)

tjr

Die ik be - lust ben om te sin - gen, T Is, dunkt mij, wel een stuij-ver waert.

Ge - lijk de klok - jes die daar ben-g’len2) Dat is te seg - gen grof en fijn.

Niet an - ders als kar-stan - jes bra-den. En roer-den als ik weet niet hoe.

‘) De vol­le­di­ge titel is „De Zin­gen­de Re­ij­zi­ger op een esel son­der staert, ver­ha­len­de zijn won­der­lij­ke droo­men, die hij heeft ge­droomt”; het ge­heel is een staal­tje, meer ka­rak­te­ris­tiek dan gees­tig, der oud­tijds zeer be­ken­de leu­gen­lie­de­ren', wij dee­len hier slechts een drie­tal cou­plet­ten van de zes-en-twin­tig mede.

*) In den tekst, door ons ge­bruikt, staat: „Nu als een klok, en dan als beng’len,” dat blijk­baar een ver­knoei­ing is; de hier ge­ge­ven le­zing vindt men in Van Vlo­ten’s Ba­ker- en Kin­der­rij­men, I, 44.


14

Chro­no­me­ters

WON­DER VAN NAUW­KEU­RIG­HEID

Maxi­mum-af­wij­king: één mi­nuut per maand

In nik­kel; 280 frank In goud: van af 600 frank

TEN­ZEN

Aux Fa­bri­cants Bel­ges Réunis

BRUS­SEL

12, Oude K leerk«ojiers­straat. 12

ANT­WER­PEN 12, Schoen­markt, 12

BRIE­VEN­BUS

DE H KEREN Cir­te­ma-hes­tuw­ders welke wemsd­hen «iDe Ci­ne­ma » -in. ham ibiios­koop'zaal «ils pro­gram­ma te vie­hkoop­en. kun­nen »ich wen­den tot de uit­ge­ver J. Meuw lesen, 10-12, Gfoar­fee-lDe Cos­ter­si­tr-ai­at. Brus­sel, of tot onzen agent H. Jas­pers, PaaschMoe­mem­tra« t, 17, Brus­sel; de heer Jas­pers be­geeft zich zoo noodig ter plaat­se om de hee­ren ci­ne­ma-tve-stuur­ders alle in­lich­tin­gen dien­aan­gaan­de te ver­strek­ken.

BEBE, -- Wal­la­ce Beid, oon van Hal Beid, wend ge­bo­ren te Saint-Looi­de in 1892. ill­tij over­leed te Loi­Si­A­nigëlos, 18 Ja­nu­a­ri 1923.

‘FiR­sAiNS iK. De brief, dien we u stuur­den ‘kwam terug met de ver­mekMng « on­be­kend». Wq ont­van­gen zeer graag uwe ver­za­me­ling adres­sen. Voor photo’s aan de al­tis­ten zelf schrij­ven.

iSES­SUiE HAY­KA­WA. — 1» ‘Neen; 2° Ja, we zul­len de vol­le­di­ge adres­sen op­ga­ven wan­neer een ar­ti­kel ver­schijnt over de Hol­land-sche film­in­du­strie; 3° Ja; 4° Die film is ons niet be­kend, geef er de oor­spron­ke­lij­ke

(‘Fran­se, he, iDuits­ci­he, Ame­ri­kaan­sc­be?) be­na­ming van, en zag ons. door Welk thuis ‘hij uit­ge­ge­ven weid; 5° Zelf­de 'op­mer­king als voor 4. Har­te­Jij­ken dank voor weuscth, doch ge­lie­ve uw adres op te geven: we wil­len u be­wij­zen dat onze in­lich­tin­gen kos­te­loos wor­den ver­strekt.

FLEUR DE MAREE. Be­proef het maar eens. Daar be­slist de re­dac­tie over. — Zeker. — Ik zie uwe vraag te­ge­moet.

C1N­FA­MAN. .... De ki­ne­ma is na­tuur­lijk nog

vat­baar voor ver­be­te­ring; te­gen­woor­dig be­stu­deert men voor­al: de film in kleu­ren en de spre­ken­de film. 2) Juist, de Guin­gaud de­bu­teer­de in « De Drij Mus­ke­tiers »

JAC­K­LY. — Er 'is eer­stens ta­lent, noodig, ge moet fo­to­ge­niek zijn en voor­na­me­lijk goed kun­nen mi­mee­ren. Tracht u in ver­bin­ding te stel­len met een voort­brengst.huis, doch dan zult ge eerst moe­ten be­gin­nen als fi­gu­rant en dan... dan aal alles van uzelf af­han­gen. 2) Te wei­nig ge­kend om u in te lich­ten. 3) Leon Ma­thot, 47, ave­nue Félix Faure. Paris (15e) 4) Wanda Haw­ley. Lasky Stu­dio, Vine street 1520, Los An­ge­les.

on tot deel­na­me aan den Prijs­kamp

poor de

(Schoon­ste en (ÎMeest CP.​hotoge­nie­ke

Me­vrouw \

ge­bo­ren te .... ß , den., wo­nend: .... ser­rai, nr , te ,. wen­scht

deel te nemen aan den prijs­kamp voor de meest pho­to­ge­nie­ke vrouw van België.

Aan het be­stuur van De Ci­ne­ma, met de mees­te Hoog­ach­ting

(Handteek­e­ning)

N. B. — Dui­de­lijk en lees­baar dezen bon in­vul­len, en het zen­den aan ’t vol­gen­de adres:

De Ci­ne­ma, 10-12, Char­les De Cos­ter­straat, Brus­sel, of Pro­vin­cie­straat, 94, Ant­wer­pen.

Achill o GEY­ZEN

178, KO­NINK­LIJ­KE­STRAAT, BRUS­SEL

Te­lep­hoon: B 98.04 — Te­le­gram-adres: Oey­zeUa-Brus­sel

:: Bijht "s: 13, JES­US­STRAAT, ANT­WER­PEN

AL­GE­MEEN AGENT VOOR BELGIË VAN DEN BE­KEN­DEN PIANO

" Au­gust Förster „

AL­TIJD VOOR­RA­DIG - 20.000 ROL­LEN -VAN 65 en 88 NOTEN

IN ME­TAAL GE­MON­TEERD

THE

AU­TO­PI­A­NO

Kästner & C° Ltd

JVoir

cDe de­gan­fe cÜJe­reld poetst lijn schoe­nen met LION IS­TOIFÎ

On­o­ver­trof­fen hoe­da­nig­heid, de meest in zwang zijn­de tin­ten

LION NOIR PRO­DUC­TEN, Vun­del­straat, 4Î-44, Brus­sel

4de Han­dels-Jaar­beurs van Brus­sel, Stand nr 829

B1ET­TE ZEEP

VOOR DE BAARD

Er­kend n!s het oud­ste, hef ware en het beste re­cept van ome dagen.

E. HAANEN, Van­der­meer­schi­traat, 51, BRUS­SEL


Steeds de be­lan­gen zij­ner le­zers en le­ze­res­sen ln acht ne­mend, wil />r. Ci­ne­ma ook nu en dan een blad­zij­de modé-V m' ‘•«uen dre­ven. .De '

'1 pre­mie voor onze le­ze­res­sen, stel­len we knip­pa­troons op mant, van deze mo­del­len be­schik­baar; om deze te be-

éénige ge­le­gen­teid ge­bruik.

MIe or­ders doen ge­wor­den aan J. FELIX, 20. Al­bert de La­tour­straat, Brus­sel, of aan den uit­ge­ver van de Cin­crnn. DE DI­REC­TIE.


ROYAL - ZOOL­OGIE CI­NE­MA

fsi IE Fî O!Si

L’Em­pe­reur du Monde est à l’apogée de sa puis­san­ce. Néron, mon­stre d’or­gueil, tyran re­douté, adulé et haï, règne sur la Ville Eter­nel­le qui frémit au moind­re de ses ca­pri­ces.

Tul­li­us, son cour­ti­san fa­vo­ri, met au ser­vi­ce de son maître une ima­gi­na­ti­on déli­ran­te. Pour gar­der les fa­veurs de l’Em­pe­reur, cet es­cla­ve tout puis, sant ne peut être rebuté par au­cu­ne be­sog­ne vile.

Néron est adoré par Actée, une an­ci­en­ne es­cla­ve grec­que qui l’aima de tout temps, alors que Néron, élevé en exil, était pau­vre, mais de­puis long­temps, le rôle de la mal­heu­reu­se reine est effacé à la Cour.

Une ayLre femme, à Rome, rêve à Néron: c’est l’or­gu­eil­leu­se Poppée, la femme d’OIhon. Poppée, avec la com­pli­cité de Tul­li­us, ima­gi­ne de se faire en­le­ver nuitam­ment par les sol­dais de Néron et d'être en­fermée dans le pa­lais impérial. La nuit, les gar­des se sai­sis­sent de toute femme qui ose s’ave­n­tu­rer sur les voies, pour ser­vir aux ca­pri­ces du Maître du Monde.

Après avoir pro­mis à Tul­li­us de le faire nom­mer Gou­ver­neur de l’Ile de Chy­p­re si elle ar­ri­vait à sub­ju­gu­er Néron, Poppée est mise en présence de l’Em­pe­reur. Le tri­omp­he de la cour­ti­sa­ne or­gu­eil­leu­se ne larde pas et, bientôt, elle est toute puis­san­te.

Un des généraux les plus célèbres de l’armée Ro­mai­ne, Galba, char­ge son ai­de-de-camp fa­vo­ri, Ho­ra­ti­us de se sai­sir de la fille du roi vain­cu Van-ni­an et de la con­dui­re en otage à Rome.

Ho­ra­ti­us, vain­queur de LTbérie, se met en routé et s’em­pa­re de la Prin­ces­se Mar­cia. Mais la grâce et la beauté de la fille du roi Van­ni­anf ont gran­de im­pres­si­on sur lui et il éprou­ve pour elle un amour aussi vi­o­lent qu’impéris­sa­ble.

A Galba il con­fes­se qu’il veut sui­vre Marcîa. Mais le vieux général qui connaît les colères ter­ri­bles de Néron en dis­su­a­de son jeune ami. L’Tbé-rie s’est révoltée. Qu’Ho­ra­ti­us aille l’as­ser­vir une se­con­de fois et alors, tout auréolé d’un nou­veau tri­omp­he, le jeune général vic­to­ri­eux pour­ra oser de­man­der la main de l’otage.

Ce­pen­dant Poppée est de­venue la véri­ta­ble Impéra­tri­ce de Rome; Néron est tout à sa dévo­ti­on mais déjà l’at­trait du nou­veau l’at­ti­re. Ses pro­ches ont péri pour sa­tis­fai­re à l’impétu­eu­se am­bi­ti­on de l’impériale cour­ti­sa­ne.

Ho­ra­ti­us domp­te à nou­veau l’Ibérie et re­vient plein de gloi­re. Poppée s’éprend du jeune général. Une fête est donnée pbur ho­no­rer le vain­queur.

Or, Ho­ra­ti­us s’est attiré la colère de la toute puis­san­te fa­vo­ri­te de Néron dont il a re­poussé les avan­ces.

Tul­li­us jure de la faire sup­plan­ter dans l’es­prit de Néron par quel­que nou­vel­le beauté et c’est la prin­ces­se Mar­cia qu’il amène à l’Em­pe­reur, le jour même où elle doit être donnée à Ho­ra­ti­us.

Le duel entre Néron le ma­ni­aque et Ho­ra­ti­us va écla­ter.

Les Légions ro­mai­nes sont à la discrétion entière de leur idole, Ho­ra­ti­us le vic­to­ri­eux. Va-t-il fal­loir avoir re­cours à elles pour tran­cher le différend

Piïii­pi­i­nie iln 2D avril an 3 mai

R. Planq’tte

mar­sch

KI­NE­TO

We­ten­schap­pe­lijk

Reine de Saba

In­lei­ding

R. Plan­quet­te

Grand drame Ro­main m'.erprété par les ar­tis­tes Français Jac­ques GRE­Til­LAT et Pau­let­te DUVAL

Adapta­ti­on mu­si­ca­le spéciale pour

CHŒUR-IŸIIXTE et GRAND OR­CHES­TRE

sour la di­rec­ti­on de Mr H. Ceu­le­mans

Te mid­den van teu­gel­looze zin­ne­lijk­heid en van wil­le­keu­ri­ge dwin­ge­lan­dij be­reikt Nero het hoog­te­punt van zijn heer­schap­pij. Zijn wensch is wil en zijn woord is wet. Niet­te­gen­staan­de Actea, een oud Griek­sche slaaf den Cesar be­min­de toen hij

I '• son maître une ima­gi­na­ti­on déli­ran­te. Pour gar­der Y : î nog in bal­ling­schap, el­len­dig werd op­ge­voed, heeft

IJ les fa­veurs de l’Em­pe­reur, cet es­cla­ve tout puis. V 1 . „ - • , , , , . . : . i . . Y de on­ge­luk­ki­ge ko­nin­gin uit­ge­daan. De ij­de­le,

IJ sant ne peut être rebuté par au­cu­ne be­sog­ne vile. Y ' Régi­ment de OâmbrC 61 Al­CUSC e 1. Het Re­gi­ment V3I1 Of­llT­lbcr 6H A/laâS Y per­ver­se Pop­p­ca hoeft haar plaats in­ge­no­men bij

- ~T - ’ ' ‘ ' • ’ * * : *** den Kei­zer en heer­scht al­mach­tig, over het Ro­mar­che ,x' 1 lemH' = f mar­sch IV • 1 ldu­Mu­cuc * ™em*che Rijk In­tus­schen­tijd heeft Ge­ne­raal

: ! ? Galba den bloe­di­gen op­stand in Ibene ge­dempt

tfIMr­rn I o vwrvA ,î„! en nu be­vecht hij zijn veld­heer Ho­ra­ti­us, de doch-

ÏCour. Y u’ hllsK­TU i Z. KI­NE­TO ter van den over­won­nen kor­ting Van­ni­an — Mar-

Une aytre femme, à Rome, rêve à Néron: c’est Revue sci­en­ti­fi­que \ We­ten­schap­pe­lijk * “a — als gij­ze­laar­ster op te ei­schen en ze naar

,5,* l’or­gu­eil­leu­se Poppée; la femme d’Othon. Poppée, (Jt E Rome te voe­ren. Ho­ra­ti­us gaat er heen doch Ma­ra­vec la com­pli­cité de Tul­li­us, ima­gi­ne de se faire % 3 Reine de Saba . . Cil. Gou­nod Ë 3. Reine de Saba . . Ch. Gou­nod > cia’s on­ein­di­ge-schoon­heid be­toovert hem en een

ff en­le­ver nuitam­ment par les sol­dais de Néron et gren­ze­looze lief­de sluipt in zijn hart.

J l‘ d’être en­fermée dans le pa­lais impérial. La nuit, In­tro­duc­ti­on Ë In­lei­ding *, Aan Galba be­kent hij de waar­heid: hij wil Mar-

If? les gar­des se sai­sis­sent de toute femme qui ose E cia tot vrouw, maar de oude ge­ne­raal die Nero’s

grim­mi­ge woede kent, raadt het zijn jon­gen vriend

1? Après avoir pro­mis à Tul­li­us de le faire nom­mer Y 1 ÄZh 1 Ë 1 3. I* l \ ß nieu­we zege be­vech­te en dan om­kranst van lauwe.

? Gou­ver­neur de l’Ile de Chy­p­re si elle ar­ri­vait à Y . , , jf . ren kan hij Nero de hand van het meis­je vra­gen,

l* sub­ju­gu­er Néron, Poppée est mise en présence de Y Grand drame Ro­main mier­pre­te par |E Groot Ro­mein­sch drama met Ho­ra­ti­us keert over­win­nend weer en Pop­pea,

\ l’Em­pe­reur. Le tri­omp­he de la cour­ti­sa­ne or­gueil- *;* les> ar­tis­tes Français \\ Jac­ques CRE­TIL­LAT en Pau­let­te DUVAL * wulp­sche cour­ti­sa­ne, steeds zoe­kend naar af­wis-

I. leuse ne tarde pas et, bientôt, elle est toute purs- t I: •!• selmg, wil den roem­rij­ken .veld­heer in haar strik­ken van­gen. Een groot feest zal te zij­ner eer plaats heb­ben en dan zal hij zijn duur­baar­ste wensch uit spre­ken, niet­te­gen­staan­de de ver­lok­kin­gen van Pop­pea die dan in haar trots ge­trof­fen, op wraak zint En in haar ra­zer­nij be­gaat zij de on­voor­zich­tig­heid Tul­li­us te be­schim­pen. Tul­li­us, de ver­trou­we­ling van Nero, de­ge­ne die haar voor het eerst den Cesar voor­stel­de, wijl zij hem de heer­schap­pij over Chy­pra be­loof­de zoo zij eens Nero’s vrien­din werd.

Tul­li­us zweert, ze bij Nero te laten ver­drin­gen door een nieu­we schoon­heid en het is de prin­ses Mar­cia, die hij den Kei­zer voor­brengt, den dag zelf dat zij Ho­ra­ti­us zou ge­ge­ven wor­den.

Dc twee­kamp tus­schen Nero en Ho­ra­ti­us gaat los­bar­sten. Nero steunt op zijn on­be­perk­te wil­le­keur en macht; Ho­ra­ti­us op de Ro­mein­sche le­gi­oe­nen wier afgod hij is. Een ploi­se storm breekt los en Ho­ra­ti­us kan met zijn be­min­de vluch­ten.

Nero, meer en meer zie­ke­lijk van geest, droomt van een ti­ta­ni­sche ramp die hem «ver­ma­ken» zal en ter­zelf­der­tijd een poëma in­ge­ven, een poëma zoo mach­tig dat hij Hom­eros zelf over­vleu­ge­len zou. En Rome wordt in vuur en vlam gezet. Nero zingt en is ge­luk­kig, maar de volks­woe­de gromt en barst uit: « Ter­dood, Nero de brand­stich­ter! Op­ge­zweept door ont­zet­ting en schrik en om de ge­moe­de­ren te be­da­ren, be­schul­digt hij de Kris-

1 minus jure ue ia rane su­j­j­j­jia­mei mus 1 rajim j.\ume va »1 ui«: nes sui­uaio uc minus in­en­cin de vic­ti­mes à la mort se ca­ci­ie et tuit, blëme de 'j' tenen den brand te heb­ben ont­sto­ken. De Kris­te-

! % de_ Néron par quel­que nou­vel­le beauté et c’est la le feu à cent en­droits et, de­vant cette vi­si­on gran- ter­reur. Lâche deux fois il châtie Poppée ou­t­ra­geu- Y tenen den brand te heb­ben ont­sto­ken,

iji prin­ces­se Mar­cia qu’il amène à l’Em­pe­reur, le diose de l’in­cen­die de la Ville Eter­nel­le, Néron se­ment et doit avoir re­cours à l’as­sis­tan­ce d’un Y Nero’s ster ver­bleekt: hij vlucht weg, bleek van

Î jour même où elle doit être donnée à Ho­ra­ti­us. in­spiré chan­te et est heu­reux! sol­dat pour quit­ter le monde qu’il a il­lu­stré de sa Y schrik, wreekt zich laf­har­tig op Pop­pea en roept

Le duel entre Néron le ma­ni­aque et Ho­ra­ti­us va •*» Ce­pen­dant la fu­reur du peu­ple gron­de. Les toute puis­san­te et or­gu­eil­leu­se gloi­re. Y tie hulp in van een sol­de­nier om hém den dolk in

En ter­wijl de tyran sterft gaan Mar­cia en haar ze­ge­vie­ren­de held hun duur ge­kocht en hoog JL geluk te ge­moet...

Im­pri­me­rie du Cen­tre. 26. Rem­warl, Kip­dorp. An­vers

Pni­pi­i­i­i­i­ii van 2D ipili nu 3 M

entre les deux hom­mes éga­le­ment épris de Lm-cla?

Une tempête éclate brusque­ment et Ho­ra­ti­us peut fuir em­por­tant celle qu’il aime.

Néron de plus en plus névrosé rêve d’un ca­ta­clys­me for­mi­da­ble qui pour­rait «le dis­trai­re».

Ho­ra­ti.us, malgré son amour, ne peut tri­omp­her des dernières résis­tan­ces de Mar­cia con­ver­tie de­puis peu à la nou­vel­le Loi di­vi­ne, le Chris­ti­a­nis­me. Elle ne sera pas au héros qu’elle aime si un apôtre ne peut les ma­rier après avoir fait du général un Chrétien.

Tul­li­us, ma­chi­avélique, a conçu un plan cri­mi­nel qui réjoui­ra Néron. La de­struc­ti­on de Troie que le tyran re­gret­te de n’avoir pu ad­mi­rer n’est rien auprès du spec­ta­cle que le cour­ti­san va lui of­frir.

Rome va brûler! Les sol­dats de Tul­li­us met­tent le feu à cent en­droits et, de­vant cette vi­si­on gran­di­o­se de l’in­cen­die de la Ville Eter­nel­le, Néron in­spiré chan­te et est heu­reux!

Ce­pen­dant la fu­reur du peu­ple gron­de. Les légions ro­mai­nes sont mécon­ten­tes.

«A mort Néron l’in­cen­di­ai­re!», s’écrie-t-on.

Rem­pli de crain­te le tyran trem­ble et, pour" don-

Groot Ro­mein­sch drama met

Jac­ques CRE­TIL­LAT en Pau­let­te DUVAL

in de hoofd­rol­len

Bij­zon­de­re mu­ziek­aan­pas­sing voor

GE­MENGD KOOR en GROOT OR­KEST

onder de lei­ding van den Heer H. Ceu­le­mans

ner* mie proie à la haine po­pu­lai­re, il ac­cu­se les Chrétiens.

Et les Chrétiens seront ex­ter­minés sans pitié.

Malgré l’in­ter­ven­ti­on d’Ho­ra­ti­us, Mar­cia, flan­quée d’un seul es­cla­ve est mise dans l’arène en face du lion le plus féroce.

Ho­ra­ti­us veut in­ter­ve­nir en vain. L’es­cla­ve ac­com­plit le pro­di­ge de vain­cre le fauve. Mais, quand même, Néron donne l’ordre de sa­cri­fier Mar­cia malgré l’appel désespéré d’Ho­ra­ti­us, l’idole des sol­dats.

L’armée sur­git. Galba à, la tête des légions révoltées, aidé d’Othon, le mari de Poppée.

L’as­saut des légions est irrésis­ti­ble. Galba est pro­clamé Em­pe­reur. On pour­s­uit le plus grand des cri­mi­nels pour le met­tre à mort.

Néron, le tyran, Néron qui a envoyé des mil­liers de vic­ti­mes à la mort se cache et fuit, blême de ter­reur. Lâche deux fois il châtie Poppée ou­t­ra­geu­se­ment et doit avoir re­cours à l’as­sis­tan­ce d’un sol­dat pour quit­ter le monde qu’il a il­lu­stré de sa toute puis­san­te et or­gu­eil­leu­se gloi­re.

Ce­pen­dant que pour la gra­ci­eu­se Prin­ces­se Mar-cia et son héros vain­queur s’ouvre l’ère du bon­heur.


POUR AVOIR UNE BIÈRE BONNE ET SAINE

Adres­sez-vous à la Bras­se­rie

VAN HOM­BEECK

BER­CHEM - Tél. 5210

ISIL­KLS en BOU­TEIL­LES - en FUTS

HA­BIL­LEZ

VOS

EN­FANTS

BRI­TAN­NIA

77, Lon­gue rue d’Ar­gi­le

Mai­son BERTH Y

106, rue de l’Eg­li­se, 106

FOUR­RU­RES

Ar­ran­ge­ments — Répa­ra­ti­ons Con­ser­va­ti­on de four­ru­res Prix avan­ta­geux — Tra­vail soigné

La Mri­i­i­i­i­re Générale ii­i­loi­im­lii­le

12, rue Van Ertborn Tel. 2921 AN­VERS Tél. 2921

Agen­ce pour la Pro­vin­ce d’An­vers du Vrai ‘FERO­DO”

Agen­ce pour An­vers des Rou­le­ments à bil­les S. K F.

Agen­ce générale pour la Bel­gi­que du Dia­mond et Noble’s Po­lish

La seule mai­son de la place four­nis­sant aux ga­ra­ges aux prix de gros

PHO­TO­GRA­VEURS

DES­SI­NA­TEURS

Champ Vle­mi­nekx..ô AM­VER5

HS­Z5H5aSBSB5H5252SHSB­SH­JESE­SESHS­H5E5i

OU­VRA­GES DE DAMES

LAI­NES, SOIES, CO­TONS, COU­VRE-LITS, NAP­PES, STO­RES, BON­NET­TE­RIE A LA MAIN, DEN­TEL­LES, JUM­PERS

MAI­SON EMMA

H V\im KltKI

WOL, ZIJDE, KA­TOEN. BED­SPREI­EN, TA­FEL-KLEE­DE­REN, STO­RES, KAN­TEN, HAND­BREI­GOED, JUM­PERS

D An­vers, Rue Von­del­straat, 15, Ant­wer­pen

FPSÎSHEHSÏSE­SaS­Z­FaSBSZÏESÏSHSîFaS­rE­FEÏE

GAR­NI­TU­RES

POUR

Fu­moirs, Sa­lons, Bou­doirs Cham­bres à cou­cher Ve­ran­dah Fau­teuils - Club

11, Lon­gue rue du Van­neau

(près du parc)

ni M| Ti­im­pi m—« I ||MI Om.​hii —iii/G

I MEU­BLES J

= Les plus grands Ma­gasins en Bel­gi­que

9 Lon­gue rue des Clai­res 9

I Grand choix de gar­ni­tu­res, 200 sal­les à man­ger, i f cham­bres à cou­cher, sa­lons, cui­si­nes, ve­ran­dah’s, g bu­reaux, li­te­ries, chai­ses-lon­gues, etc. etc.

Mai­son Améri­cai­ne

Meil­leur marché qu’ail­leurs I Ou­vert tous les jours jusqu’à 8 h . •* . |

I Ma­gas­in fermé f |

ifi­i­i­i­i­i­i­i­iM­mi­mi­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­i­mi­i­i­i­i­i­i­i­i­iiÏÏ

Autos pour Cérémo­nies. Ma­ria­ges, Baptêmes et Fêtes

Ga­ra­ge J & H DEHU

Téléphone 3107

a2, Canal des Bras­seurs - AN­VERS

VOY­A­GES A L’ÉTRAN­GER - EX­CUR­SI­ONS PRIX A FOR­MAIT

A. e t?oo s - ec­ca­fit

ixxyu o

cTém ££üre straat .0

BRO­DE­RIES

DES­SINS MO­DER­NES

PER­LA­GES, BOU­T­ONS, POÏNTS­CLAIRS. PLIS­SA­GE

Ms— RY­CKAERT

RUE RU­BENS, 17, AN­VERS

TRA­VAIL SOIG­NE ET RAPI­DE

.. EJX­GELSCH HOED EN MA GA ZIJN.. V0N­DELSTR., 19 CAUS (nabij St. Jans­plaat­si

De laat­ste nieu­wig­he­den in Vil­ten Hoe­den

RUir­ne Keus =s‘ Zîei Eta­la­ge

Ali­liU