Programme de 29 avr. à 3 mai 1923



Livret de programme

Source: FelixArchief no. 1968#478

Ce texte a été généré automatiquement sur la base des pages numérisées, en utilisant la technologie ROC. En raison des polices de caractères historiques utilisées dans les livrets de programmes, les résultats ne sont pas sans fautes.

Consultez les images de ce livret de programme



10,000 trank

geld­pri­j­zen en tal­rijke pri­j­zen

in natura

cU)edstri

Door de öcboonste en dMeesf foto­ge­nieke cVrouw

van cl)elgi<2

Sedert men weet dat we ons met cinema-aan­ge­le­gen­he­den bezig hou­den stroo­men aan­vra­gen van jonge ele­men­ten, welke de loop­baan van film-kuns­te­naar of film-kunste-riares zou­den willen betre­den.

Dui­zen­den jonge meisjes en vrou­wen, in alle ste­den en dor­pen, uit alle stan­den; dui­zen­den mooie men­schen­kin­de­ren, met ’n bekoor­lijk figuur en een typische uit­druk­king, bie­den zich aan als cinema-artiste op te tre­den.

Welnu, De Cinema en zijn zus­ter­blad Ciné-Revue, willen dien zoo dik­werf uit­ges­pro­ken wensch onzer vrou­we­lijke bevol­king', niet lan­ger onbeant­woord laten. En met dit doel zet­ten we vanaf heden op touw, den meest boeien­den pri­js­kamp dien men den­ken kan: De Wed­strijd voor de meest Pho­to­ge­nieke Vrouw van Bel­gië. — 70.000 frank geld­pri­j­zen en tal­rijke pri­j­zen in natura.

Aldus geven we elke lezeres van De Cinema een kans, om te too­nen dat ook zij de noo­dige bekoor­lij­kheid bezit om als filrn-artiste, eer en roem te ver­wer­ven.

Eén hoofd­ve­rei­schte wordt van de can­di­da­ten even­wel gevergd: dat ze photo-geniek zijn: d. i. dat haar gelaats­trek­ken die hoe­da­ni­ghe­den bezit­ten, zon­der dewelke men niet, met kans van wels­la­gen, een film­rol ver­vult.

Hoe over deze bij­zon­de­rhe­den geoor­deeld, wordt in hier­naast omschre­ven regle­ment, waar­naar we alle deel­neem­sters ver­wi­j­zen. Ook uiten we onze over­tui­ging dat bij drom­men, uit alle oor­den des lands, blonde kopjes en bru­net­te’s, jonge meisjes en vol­was­sen vrou­wen — héél de bloem onzer bevol­king — met graagte aan onzen pri­js­kamp zul­len willen deel­ne­men. DE REDAC­TIE.

Regle­ment voor de Can­di­da­ten

1“ Mogen deel­ne­men aan dezen wed­strijd, alle vrou­wen of jonge meisjes van Bel­gische natio­na­li­teit, die voor 15 Maart den leef­tijd van 16 jaar bereikt heb­ben, en de hie­rach­ter omschre­ven bepa­lin­gen zul­len vol­gen.

|| 2" De can­di­daat zal aan het adres van De Cinema laten gewor­den:

a) Twee harer por­tret­ten, het eene de face en het andere in pro­fiel (post­kaart-for­maat), maar zoo­da­nig dat het gezicht 2 cen­ti­me­ters hoogte heeft;

b) Den bon, vast­ge­hecht in de De Cinema (zie blz. 14), nauw­keu­rig inge­vuld.

De brie­fom­slag, por­tret­ten en bon inhou­dende, moet het vol­gend adres dra­gen:

DE CINEMA. Charles Decos­ters­taat, 10-72, Brus­sel, of Pro­vin­cies­traat, 24, Ant­wer­pen, als­mede de aan­wi­j­zing: Wed­strijd van de meest Pho­to­ge­nieke Vrouw van Bel­gië.

3" Een por­tret van elke deel­neem­ster zal in de bla­den van DE CINEMA ver­schi­j­nen.

'; . 4° De in arti­kel 2 genoemde zen­din­gen zul­len ont­van­gen wor­den vanaf 15 Maart

tot en met 15 Mei 1923. —- Na dit tijd­sip zal geen enkel can­di­da­tuur in aan­mer­king geno­men wor­den. Op tijd en stond zul­len de por­tret­ten der can­di­da­ten ver­schi­j­nen in De Cinema.

5° Een jury, samen­ges­teld uit: Drie cine­ma­to­gra­phis­ten, drie Bel­gische kuns­te­naars en drie Bel­gische dag­blad­schri­j­vers of let­ter­kun­di­gen, zal gelast wor­den eene eerste keus te doen onder de dui­zen­den can­di­da­ten en er 20 uan te dui­den, waa­ron­der het Bel­gisch puh­liek de meest Pho­to­ge­nieke Vrouw van Bel­gië zal mogen kie­zen.

Die 20 can­di­da­ten zul­len op de kos­ten van De Cinema, gefilmd wor­den en zul­len dus tege­lij­ker­tijd op het doek en in de num­mers van De Cinema ver­schi­j­nen, ten einde de keus van het publiek te ver­ge­mak­ke­lij­ken.

Wie deel neemt aan onzen pri­js­kamp, neme de bepa­lin­gen van het regle­ment in

I acht en vuile den bon in, ver­schi­j­nend op biz. 74 van DE CINEMA.

Ie JAAR­GANG

N° 8 1923

UIT­GE­VER

D. MEü­wis­sEh.Brus­sel

TEL 3167

REDAC­TIE

BUU55EL. CH DE C05­TER5TR. 10-12 ANT­WER­PEN. PR0­VIN­CIE5TR. 9

HET HUM­MER

3ÄÄRABONI 25 F«* VËR5­CHÜHT OP VRI­J­DAG

onzD

niNÓTffi

THEO­DOOR

KOS­LOFF

Wei­nige van m’n bezoe­ken waren zoo belan­grijk als dat aan Theo­door Kos­loff. Wel was ik een beetje bes­chroomd, vol­strekt niet wetend of een wel­kom­st­groet mij toe­ge­roe­pen zou wor­den.

Toen ik om half-drie aan het Lasky-stu­dio kwam — op ’n mooie zon­nige dag — ont­moette ik een fil­mop-nemer, die ik zeer goed kende.

Hij begaf zich per auto naar M. Kos­loff om eenige kiekjes van diens huis te nemen. Reeds zoo­veel had over dit prach­tige « home » gehoord, dat ik onwille­keu­rig uitriep: « O, ik wilde dat ik met U meê mocht! »

Het joviaal ant­woord: «Wel, kom meê», was me een te groote ver­lei­ding. Ik stapte in en samen reden we naar M. Kos­loff. In een der voor­naam­ste resi­den­tie-stra­ten, die voe­ren van Hol­ly­wood naar de Beverly-Hills, geheel over­scha­duwd door Cali­for­nia's groene boo­men en boschjes, stond Theo­door Kos­loff's « bun­ga­low ». Zijn laag groen dak en gri­jze gevel maak­ten het zeer aan­trek­ke­lijk. Mijn vriend, de fil­mop­ne­mer, werd natuur­lijk ver­wacht en hij beloofde op zeer tact­volle wijze, ook voor mij belet te vra­gen, ter­wijl ik bui­ten op hem zou wach­ten.

Theo­door Kos­loff, bal­let-mees­ter en film-articst, omringd van zijne leer­lin­gen.

In dB medaillons: (links) Kos­loff in the street i Irechts) als hoofd eener groote mogend­heid m Adam's Rib.

Het lgek me een eeu­wi­gheid vóór hij terugk­wam. Z'n gerusts­tel­lende, opge­ruimde glim­lach zei me genoeg.

« M. en Mevr. Kos­loff zijn zeer verheugd dat U meêk­wam. Wees nu maar niet zoo zenu­wach­tig en treed vrij bin­nen ». En daar stond nu M. Kos­loff zelf reeds aan de deur om deze uit­noo­di­ging te beves­ti­gen.

Het ver­won­derde mij ten zeerste dat hij een Rus­sische kiel droeg en nog meer ver­baasde me zijn pun­tig gei­ten­baardje, dat ik, tus­schen haakjes, niet leuk vond. Latex, ter­wijl we de kof­fie gebruik­ten, infor­meerde ik naar den oors­prong van dat sikje, waa­rop werd geant­woord, dat hij het eve­neens had laten groeien voor den rol van « Lord Car­nal » in het Georges Fits­mau­rice-voort­breng­sel' « Heb­ben en Hou­den », met Betty Comp­son en Bert Lytell in de hoof­drol­len.

Het inwen­dige van Kos­loff’s woning is nog schil-dèrach­ti­ger dan het uit­wen­dige.

Hij heeft te veel waar­de­volle en mooie Rus­sische kunst­voor­wer­pen, als schil­de­ri­jen, kas­ten, stoe­len, dra­pe­rieën, enz., dan dat ik het wagen zou eene bes­chri­j­ving daar­van te geven, maar Meyr. Kos­loff,


Theo­door Kos­loff „ at homp ", te mid­den van zijne kol­lec­ties en kunsts­tuk­ken.

die vroe­ger lid was van een Rus­sisch bal­let, waa­rin hoar echt­ge­noot, als eerste dan­ser beroemd was, heeft alles op zoo'n han­dige, aan­trek­ke­lijke manier ges­chikt, dat het geheel een echt behaa­glijk, gezel­lig « nestje » is.

De Kos­loffs woon­den reeds 12 jaren in Ame­rika. Het was in 1917 dat Theo­door het eerst optrad als film-artist. Hij debu­teerde in Cecile B. De Milles-voort­breng­sels en is vanaf dien tijd steeds hij Para­mount geble­ven.

Theo­door Kos­loff werd gebo­ren in Mos­kou, Rus land. Zijn over­groot­moè­der was konin­gin van klein Tar­ta­vië, eene afdee­ling van de Wolga-val­lei en Theo­door is haar directe afstam­me­ling en de erf­ge­naam van haar troon. Zijn vader was een begaafd musi­cus en de kin­de­ren — er waren er zeer veel, 17- als ik me niet bedrieg — erf­den allen eene nei­ging voor het artis­tieke.

Toen Theo­door 8 jaar oud was bezocht hij reeds een oplei­ding­sschool voor opera-artis­ten en muntte voo­ral uit in het dan­sen. Meer dan 15 jaren bleef hij daar en zijn eerste ver­too­ning gaf hij in het « Grand-Opera-Bal­let » van Parijs in 1908. Later trad hij op in al de voor­naam­ste Euro­peesche ste­den en werd bekend als 's werelds eerste dan­ser.

In 1914 kwam hij naar New-York en werd met enthou­siasme door de Ame­ri­ka­nen ont­van­gen. Cecile B. De Milles werd per­soon­lijk aan hem voor­ges­teld, haalde hem over naar het Para­mount-stu­dio te komen, niet alleen om op het doek te ver­schi­j­nen, maar ook om te hel­pen met de mise-en-scène, kos­tuums en alle spe­ciale dan­sen,

« De Vrouw die God ver­gat » was de eerste film

waa­rin hij een rol ver­vulde. Het was een van Dé Milles-voort­breng­sels, met Geral­dine Far­rar in de de hoof­drol.

Sedert dien tijd ver­scheen hij in vele super­films.

Hij maakte de ont­wer­pen voor de kris­tal­len bal-zaal in « De Ver­bo­den Vrucht », de meest fan­tas­tische 1 film die ooit voort­ge­braebt werd. Hij heeft vele talen­ten, en bene­vens al z’n werk op cine­ma­to­gra-phisch gebied, bes­tuurt hij eene dans­school, die alle andere in de Veree­nigde-Sta­ten over­treft.

In hem wordt het spreek­woord bewaa­rheid,

« geene woor­den, maar daden », want met al z’n onder­vin­din­gen en bek­waam­he­den is hij een man van wei­nig woor­den...

Zijn korte zin­nen — hij spreekt nog steeds met een accent — zijn altijd goed geplaatst en belan­grijk, zelfs in den hui­se­lij­ken kring, ofschoon hij zijn vrouw het grootste deel van het ges­prek laat voe­ren... Hij is een trouwe en oprechte gas­theer en hij maakte een die­pen indruk op den fil­mop­ne­mer en den * onge­noo­dig­den gast ».

Ter­wijl M. Kosioff met mijn vriend beraad­slaagde over de te nemen kiekjes, ver­telde Mevr. Kos­loff me alles over hun doch­tertje Mira en hoe M. Kos­loff van plan was heel zijn leven te wij­den aan het ver­be­te­ren der ciné­ma­to­gra­phie.

En ter­loops noemde ze mij op de films waa­rin de beroemde artist heeft meê­ges­peeld, onder andere: «Waa­rom van vrouw veran­de­ren? », « De Stad der Mas­kers », « Iets om over te den­ken »,

« De zaken van Ana­tol », « Het Para­dijs van een Dwaas », * Zater­da­gnacht »,J < pe groene Ver­lei­ding », « Heb­ben en Hou­den » en « Adam’s Rib ».

Jose­phine G. DOTY.

luii­niui­niiuiiii­Hui

DE DUIV ELS AKKER

"Ja, ver­kocht... en duur... aan Peter,,, voedde zij er aan toe, half beang­stigd voor de woeste uit­druk­king van Jan's gloeiend gelaat.

Jan Rog was dus mees­ter over het barre land, over den < Dui­vel­sak­ker ». En dagen en dagen ging hij, geheim­zin­nig en een­zaam, naar den put dien de oude Graaf eens had laten gra­ven om den schat te ont­dek­ken, doch vruch­te­loos. Onver­poosd, zocht hij naar de bron. Bui­ten dat bes­tond er voor hem niets meer, zelfs niet zijn vrouw. Hard was voor haar de ont­goo­che­ling want zij had de iilu­zie der liefde gehad; zij leefde naast haar man; zij was voor hem als een vreemde, en wrange smart kwam in haar. Alles liet hem onver­schil­lig, doch wan­neer na dagen, na weken hij ein­de­lijk het triom­fante-iijke «Eureka» kon uit­ju­be­len, wijl een straal petro­leum langs de boring- den grond onts­prong, dan was hij geluk­kig; zijn levens­doel ging hij berei­ken. Hij ver­trok naar de stad waar zijn ont­dek­king snel als loo­pend vuur was rond­ge­gaan.

Klaar­ziende finan­ciers (petro­leum is immers een zwak voor hen?) sta­ken de kop­pen bij elkaar en na zich omringd te heb­ben van aller­lei inlich­tin­gen wer­den de on-derhan­de­lin­gen met Jan Rog begon­nen. Met echt arri­visme-gesle-pen­heid dreef deze de zaak door, tus­schen al die magna­ten van het groot-kapi­taal, hij, gebo­ren ergens in een ver­la­ten hoekje grond, tot hij het zoo­ver wist te bren­gen dat ver­schei­dene mil­lioe-nen te zij­ner bes­chik­king wer­den ges­teld. Wat kon hij nu nog meer willen? Was nu niet het top­punt van zijn ver­lan­gen bereikt? Waren al zijn wen­schen niet ver­we­zen­lijkt?

Genie­tend van zijn triomf, zich vleiend met zijn eigen ijdel­heid, trots over zich zelf keerde hij dan terug naar zijn « Dui­vel­sak­ker »....

Doch intus­schen­tijd, in een oogen­blik van rade­loo­zen wan­hoop, van mach­te­loo­zen ops­tand, want zij haatte het veld dat gansch het hart van haar man scheen te bezit­ten, ging Helena naar Peter als naar een laatste toev­lucht­soord, hem smee­kend haar van dien verv­loek­ten akker te bevri­j­den... En na vele woor­den, en getrof­fen door haar lij­den, kocht Peter het land voor lut­tel geld, het land dat schat­ten bevatte....

Ander­daags mor­gens ver­scheen Jan voor zijn vrouw, geheel opge­wekt als gema­ta­moz-phösseerd en Helena niet wetend waa­raan dezen plot­sen omme­keer toe te schri­j­ven, hoopte hem aan­ge­naam te ver­ras­sen met het groote nieuws: « Jan, ik heb den « Dui­vel­suk­ker » ver­kocht »...

Als een ver­plet­te­rende don­ders­lag in volle zon-neweer weerk­lon­ken die woor­den in hem... De " Dui­vel­sak­ker ver­kocht, ver­kocht!... Even staarde hij haar aan met den blik van een dwaas, van eene die niet goed gehoord, niet goed begre­pen heeft, star en wild; maar dan joeg het bloed hem naar het hoofd...

« Ja, ver­kocht... en duur... aan Peter » voegde zij er aan toe, half beang­stigd voor de woeste uit­druk­king van Jan’s gloeiend gelaat... Maar dan brak het plots los als een laaiend onweer; in de teu­gel­loos-

Zij bez­weert Peter den ges­lo­ten koop onge­daan te maken


Het wordt op den killen yrond nee­re­legd on door allen, die turen naar het lijk, gnat een sid­de­ring Gra­vin Helena!

Het num­mer: 70 cen­tiem

Enf­jelsch lee­ren

zon­der wee­nen Î

Lees hier­voor

THE BEL­GIAN:: TRI­BUNE::

76, de Hennlns­traat, BRUS­SEL

6 heid zij­ner woede, in het paroxysme van zijn opge­hitst égoïsme snauwde hij haar toe, onbarm­har­tig wreed en bit­sig. Het mas­ker dat hij nog steeds had bewaard viel plots van zijn aan­ge­zicht en heel zijn bru­tale, zelf­zuch­tige ijdele natuur kwam boven. * Onge­luk­kige!... Maar dit veld was mil­liar-den waard!... » Als pij­len van ver­gift voelde Helena dien uitroep in haar hart drin­gen en een sluier viel haar van de oogen; zij begreep, de onge­luk­kige vrouw, en haar laatste begoo­che­lin­gen verz­won­den wan­neer Jan, onmee­doo-gen­loos op haar vraag die bijna een bede was: « Jan, toen gij mij trouw­det, wist gij het dan reeds?...

Hij, bla­kend van weer­zin, haar naar het aan­ge­zicht slin­gerde. Ja... ja zeker dat wist ik!... Zij had nu het bewust­zijn dat hij haar nooit bemind had, dat heel zijn spel een snoode leu­gen was... Én in haar kwam gren­ze­looze leegte de el-lendë van de hoog­ste smart en zij stortte neer, ter­wijl Jan heens­nelde naar zijn grond... Op de hoeve ech­ter ging alles zijn gewo­nen gang, maar een onzeg­ge­lijk zoet gevoel dat hij tot hier­toe steeds diep in zich had bewaard, maakte zich hee­le­maai mees­ter van Peter; hij ook beminde Marina, de kleine teere Marina en nu in een over-vloeiing van tee­de­rheid bekende hij het haar. Doch Marina bleef den eens gez­wo­ren eed getrouw, hoe onwaar­dig Jan haar ook had ver­la­ten. « Ge weet. Peter, dat ik' Jan wacht, want hij zal terug­kee­ren: ik voel het... Bei­den zijn nog gansch onder den indruk van die com­mu­nia­tie van hun geheim­ste aspi­ra­tie, als plots de deur open­gaat en Helena ver­schi­jnt. Als een wrak is de arme vrouw gebro­ken door het snik­ken; zij bez­weert Peter de ges­lo­ten koop onge­daan te maken, smeekt, bidt... Peter is bes­lui­te­loos maar toch wil hij toe­ge­ven. Dan gaat Helena heen, recht voor zich uit, strom­pe­lend, turend in het vage, rond­dooiend in den afgrond van haar gedach­ten.., nu is zij aan den stroom. Geen een Abel staan de twee broe­ders tege­no­ver elkaar.

heim­zin­nige stem­men schi­j­nen er uit op te zwel­len: zij wordt als voort­ge­dre­ven door een obses­sie, aan­ge­trok­ken door onzicht­bare mach­ten... Ook Jan op de hoeve: hij wil het bewijs, hij wil zijn grond. Als een Kaïn en Abel zoo staan de twee broe­ders tege­no­ver elkaar, een afgrond scheidt hen voor­taan, Peter ver­scheurt de koo­pakte, maar wijst hem ter­zeif­der­tijd de deur: « Gij iijt mijn broe­der niet meer! » — En ter­wijl Jan in dol­len over­moed tot den laats­ten band ver­breekt, houdt voor de hoeve een wagen stil. Twee, vier, zes, tien, twin­tig, zes­tig oogen kij­ken nieuws­gie­rig toe: een wezen ligt levens­loos op de kar... de kar der Dood... Als een massa dra­gen man­nen gelij­kend lugu­bere ges­tal­ten, het lichaam in Peters’s woonste, het wordt op den killen grond neer­ge­legd en door allen die buren naar het lijk, gaat een sid­de­ring: Gra­vin Helena!... De « Gra­vin » die zoo­veel geluk verhoopt had en zoo ramp­za­lig aan haar einde kwam. En voor zijn slach­tof­fer, voor die bemin­nende vrouw, die hij uit lou­tere heer­sch­zucht had getrouwd, en die nu het groote offer van haar nut­te­looze leven had gebracht, kreeg hij een nog ondui­de­lijk maar toch gepi­j­ni­gend besef van zijn schuld en in die eerste opwel­ling van berouw stortte hij neer op het lijk... « Helena! »

boekje np V/prtränHp Film

oan den cPbi­lo­soof ** L/C vei U ddyuc î siiii

Als filo­zoof had ik lange, lange jaren in een­zaam­heid en gepein­zen door­ge­bracht. Toen ik onlangs uit deze lange rust wak­ker werd en de wereld inkeek, dan was het. wel of ik op een hon­derd meter hooge lad­der te dui­ze­len stond!

Hop was alles snel­ler gewor­den! Elek­trische

trei­nen vlo­gen over het land; sta­len vogels door­wiek­ten de lucht; dui­zen­den auto’s snor­den doo­reen. Ik zag te Lon­den iemand van uit zijn bed spre­ken met een Brus­se­laar! Ik hoorde van op mijn lad­der een kon­cert yan den Eifel­to­ren!

Ja, ik dui­zelde! Ik zag hoe de aarde snel­ler

begon te draaien! En tens­lotte draaide ik zelf, ik draaide hals over kop van de lad­der naar bene­den.

En ik ont­waakte in een cinema. Echt. De dok­ters had­den bevon­den dat mijn oogen en mijn her­sens niet bes­tand waren tegen de snel­heid van het ajle­daagsche leven. Zij had­den mij voor het witte doek gebracht, waa­rop een ver­traagde film werd afge­draaid.

Een ver­traagde film! Hoe kal­meerde bij mijn, nog dui­ze­lend gemoed!

'ik zag hoe een ath­leet ruim vijf minu­ten noo­dig had om een arm op te hef­fen. Ik zag een lieve zwem­ster sprin­gen... o, par­don... lang­zaam in de hoogte zwe­ven, als een. plane erende vogel over het waterv­lak, gli­j­den en ein­de­lijk traag, traag onder­dom­pe­len... Alles zon­der haast, met sier­lijk beweeg,.. Een uur­werk op het doek. mar­cheerde maar tien minu­ten per uur! Zoo filo­zot­feerde ik dat door de Ver­traagde Film lijet leven kan ver­lengd wor­den... Helaas, de! dok­ter beweert,, dat schijn bedriegt...

En hij sprak mij over het nut van de ver­traagde film. Te Lon­den zal wel­dra een reeks fil­men wor­den uit­ge­ge­ven die van alle Engel­se­hen vol­maakte hove­niers zal maken. Al de bewer­kin­gen in dep tuin. het snoeien van hoor­nen, het ver­zor­gen van groen­ten, het kwe­cken van vruch­ten wor­den ver­traagd op het witte doek getoond. En wie twee maal de film ziet, kan alles naboen.

— En waa­rom zou­den de jonge ver­lief­den, vroeg ik aan den dok­ter, zich niet ver­traagd laten fil­men als ze rqal­kan­der den eers­ten kus geven?

— Omdat zij op dit oogen blik liefs* een fil­mo­pe­ra­teur mis­sen, zei de dok­ter.

Maar de poli­tie, drong ik aan, zou die geen gebruik kun­nen maken van de ver­traagde film. om die­ven en moor­de­naars te knip­pen-’

Hoe­zoo? vroeg de dok­ter ver­won­derd.

— Wel ja. De poli­tie loopt snel... en ter­wijl zij loopt, zou zij een ver­traagde film nemen van den vluch­ten­den dief. Het is klaar, dat de ver­traagde dief rap zou inge­haald zijn door de snelle poli­tie.

De dok­ter keek mij aan en riep toen:

— Snel! Een auto! En met vlie­gende vaart naar t hos­pi­taal met dien man... .

En als een vers­nelde film voerde men mij weg.

Ver­traagd, vers­neld of gewoon... Alles is film in 't leven.

FILO­SOOF.


Miss LUCY

Ger­maine BIEN­VENU

Mary BURG­MEYER

Louise VAN EECK­HOUT

Mar­celle GRÉ­GOIRE

Marie MOUIN

IiniGE KATf­DIDÄTEN VOOU OHZLn PPI­JS­KAMP

DE SCMOOM­STE EM NEEST PIIO­TOüfMI l\I YUOLW

Heden dus ver­schi­jnt een eerste reeks can­di­da­ten, beval­lige jonge dames en meisjes uit alle dee­len des lands, die het beproe­ven den palm te beha­len van « De meest pho­to­ge­nieke Vrouw van Bel­gië ». In de vol­gende num­mers van De Cinema en Ciné-Revuc zet­ten we deze serie, voort, steeds onder de oog'en onzer lezers bren­gende, de bloem onzer vrou­we­lijke bevol­king. Want, inder­daad, stroo­men uit alle oor­den, uit de verste gewes­ten van Vlaan­de­ren en Wal­lo­nië, uit dor­pen en ste­den, uit nede­rige arbei­ders-mid­dens als uit cen­trums waar meer kuns­taan­ge­leg­den en intel­lec­tuee­len toe­ven, tal van pho­tos: zooals in ons Reeh'ment beloofd dien ze allen in onze

bla­den ver­schi­j­nen, tot den\=_g waa­rop de U. mtig meest inter­es­sante typen, welke op het doek zul­len gepre­sen­teerd wor­den. Uit deze weel­de­rige oogst geko­zen zijn. Aan allen die nog niet deel namen aan onzen Pri­js­kamp, geven we den wel­ge­meen­den raad ons Regle­ment op blad­zi­jde 2 te her­le­zen en ons een paar pho­tos toe te stu­ren. Toch willen we eenie­der er op attend maken, dat de bon naar behoo­ren dient inge­vuld, en dat niet, zooals meer is gebeurd, ons pho­to's zon­der bon, of 'n bon zon­der pho­to’s toe­komt.

DE RED AKTIE.

3 Suzanne GOOS­SEN j" -P» J

Jenny GOOS­SEN


in

fel

jliu noi CINE­MA­TO­GRA­PHISCHE TYPEN De Ouvreuse - De Bura­liste

DÇ. OUVREUSE IN DE CINEMA

De an'iîd­sbe­zi­ghe­den van de plaats­bew.aa r-ster in de cinema wij­ken in klei­ni­ghe­den af van die barer col­lega in het thea­ter, maar bewe­gen zich ove­ri­gens in het­zelfde krin­getje. In de cinema, o-efent die juf­frouw haar ambt uit met een elek­trisch lan­taarntje ln de hand. Zij zoekt geen man, maar een zit­plaats, en nu moet men al dade­lijk toe­ge­ven dat zij veel meer reden van bes­taan heeft dan haar amhts­zus­ter in den schouw­burg, want wat zou de toes­chou­wer, die in de don­kere zaal bin­nen­komt, zon­der bare hulp begin­nen? Zou hij niet onve­rhoeds kun­nen terecht komen op de spich­tige knieën van een brood­ma­gere schoone. of weg­zin­ken tussc­ben de mol­lige dijen van een twee­bon­derd­vi­jf­tig­pon­der, die op zijn stoel zit te hij­gen? En wan­neer die juf­frouw u een pro­gramma aan­biedt, en n neemt het niet van haar, wees dan zeker dat, zij dit opneemt als een per­soon­lijke bei­leedi-'ging. De toe. chou­wer, die haar dus­da­nig in haar eer tast, kan wast, reke­nen op de kwade kans dat, in het. don­ker zijn zit­plaats ver­la­tende, hij door dé juf­frouw op de tee­nien getrapt wordt en toe­val­lig juist op de gevoe­lig­ste plek zij­ner ekst­croo­gen; zij zal hem lee­ren, hoe men zich gedraagt in een cinema: dit lagt zij wel heel dui­de­lijk uit­ko­meu in de gehui­chelde excuses die zij maakt.

DE BURA­LISTE

In haar glaze kastje met nau­we­lijks een adem­tocht lucht, voor haar benauwde borst, zit ze bleek en zwi­j­gend; geen zon­nes­traaltje komt er in. Maar ’s zomers is het er om te stik­ken; ’s win­ters om te bevrie­zen.

Zij is weduwe zon­der kin­de­ren; van baar man heeft zij een pen­sioentje van twee frank daags en met het­geen zij in de cinema ver­dient, kam zij zich behoor­lijk voe­den, een rus­tig, net kamertje bewo­nen en kan zij het/ • van tijd tot tijd van nemen om en ietsf-e snoepe, ni of een extra sterk kopje kof­fie te drin­ken. Zoo leeft zij moe­der­ziel alleen en kan zich niet eeiis de weelde ver­schaf­fen van een kef­fend hondje of een mol­lig poesje, die dik­wi­jls de troost zijn van een­zame oudjes.

Goed uit­kij­ken kan zij nog wel; het zal ten minste moei­lijk geluk­ken haar onge­merkt eetn» ver­keerd geld­stukje in de hand te stop­pen. Wat een ontroe­ring zou tiet teweeg bren­gen in dit rus­tige, bene­pen leventje, als. er een een bank­bil­jet ver­lo­ren ging of als er in de cassa een munt werd gevon­den, die niet gang­baar was! En toch zijn er wel lie­den, die tussc­ben licht en don­ker, of ais het erg druk is aan hét win­ket, hun kans schoot* zien om daar een valse, h geld­stukje kwijt te raken...

cPraatje ** ÖOO °f Waar begint Cine?

Agent ()(it) stond weer voor mij. Met een heel ander gelaat sprak hij, en er lag angst in zijne oogen,

’k Heb name­lijk 'n drama gecon­ci­pieerd, 'k Zit met erge mui­ze­nis­sen, meneer!

’k Zou ’t prol)esren. Ja, wat weet ik? Me dunkt... 'k Zou eerst een plan ops­tel­len. En...

'k Weel, 'k weet, dank u. ’t Is een drama, zeer kort, efi er mag niet ges­pro­ken wor­den'.

— Ho, ho! Dat ts erger... Eige­naar­dig... Zeer... Inder­daad... Mag ik weten?

— Waa­rom niet? Het kropt me tot hier. 't Wil er uit. En ik dank u dat ik dan toch eens mag spre­ken. Luis­ter, 'n Kamer, ’> bed, ’n grauwe wand. Boven het bed, vijf­tig à zes­tig cen­ti­me­ter hoog, een foto in ’n lijst. In hét sneeuw­witte bed, een mail' die sterft... Ge ziet alleen zijn scher­pen neus die tegen den «and, onder de foto langs, zoo, als een klip, aftee­kenf, Iemand treedt bin­nen, op zijn tee­nen. gaat naar het lied, kijkt den man die sterft in ’1 gelaat. Doet dan een stap ach­te­ruit, kijkt de foto aan. bli­jft naden­kend stok-kes­tijf staan,. Zijne han­den, onder zijn kin gevoegd, als voor het gebed. De klip draait om, komt in een schuinte op, wordt een neus, of 'n dun mes, met tet/zij -groot oogen, heel groot, met veel wit. Er onder een don­kerz­wart gat, de tan­de­looze, inge­val­len' mond. De bezoe­ker ver­roert niet, in stomme droo­me­rij. zijn oogen op de foto. De kop, in het bed. draait nu ook traag naar de foto toe. Hij valt terug. De bezoe­ker gaat heen rug­ge­lings, op zijne tee­nen. de foto in het oog, sluit de deur.

De polie­tieapent van dienst dien avond sloep' aan

De poli­tieagent van dienst dien avond sloeg aan.

'— Men­neer, zei hij, beleefd en nede­rig, meneer, mag ik iets vra­gen?

— Tot uw dienst, ant­woordde ik, ver­won­derd. giim'achend als behoort.

- Ik hen Agent Num­mer zes hon­derd zes en zes­tig. Ik werd fei­te­lijk in de -wieg gelegd om Pro­fes­sor in de, klas­sieke talen te wor­den, ’k 'Stu­deerde te Meche­len, op het Semi­na­rie, en mijn pakje lag reeds gereed om naar Leu­ven' aan de Uni­ver­si­teit te gaan aank­lop­pen. De oor­log brak uit. ’k Werd stad­sscha­de­be­let-ter. En ’k betreur het niet, Wat ’n schat aar. men­se­hen­ken­nis heb ik, dank aan dit mijn beroep, opge­daan! En 'k hen dan aan ’t schri­j­ven gegaan. .Voor het too­neel. «eet ge.

Nu, voo­ruit, asje­blief! Hier wiet sta­tio-nee­ren, dames-heere! De men­scheti kun­nen' niet voort... Als ik 11 bid­den mag?... Cir­cu­leer!... De kas?... Daar...

Ge /iet alleen zijn srher­pen neus die tepen den wand onder de photo lanps, zóó, ais een klip afteekent


De klip duikt op uit de witte deken; met hou­te­rige klau­wen gri­jpt de arm naar de foto. Van uit deae foto, is een vrouw van vóór jaren, met ’haar hoe­pel­rok uit ’t jaar 70 en haar Engelsche krul­len neer­ge­ko­men, recht, op het toed. Geen woord. Keil han­den­ge­baar, niet op te mer­ken. Een blik... Een blik, die •niet Ie vat­ten is. Een glim­lach... De man die sterft «iet, hij alleen ziet den lach, den blik en het /gebaar. Er komt iets woe­ligs onder de deken. En de vrouw smelt traag langs tien .grau­wen- wand heen. De foto hangt niet meer aan den muur. De foto is van zelf op het bed geval­len. En de doode schar­relt er naar, gri­jpt... De bezoe­ker komt terug op, haas­tig, gejaagd, naar het bed toe, luis­tert, betast, ziet scher­per toe, haalt het hoofd, dat zwaar gewor­den is, op uit de inzak­king van de -peluw, in zijn armen, tracht host naar ’t licht toe -e kee­ren. Schrikt. Kijkt naar de foto, die er zooë­ven og hing. Geen foto meer, geen lijstje. Met zijn hand die nie­mand heeft gezien, met zijn tan­de­looze lip­pen, heeft de ster­vende de foto aan stuk­ken ‘ges­cheurd. Op zijne vale lip (lügt nog een. stukje geplakt, een klein stuks-ken kar­ton. Zijn via­ti­cum!... Afschuw bij den bezoe­ker, die het hoofd tos laat meer­plof­feni in het graf van (het breede groote bed. Hij deinst ach­te­ruit. Hol...

Hoe zendt gij dat schri­j­ven, meneer?... Want dit hier is niet 'ri epi­sode op woor­den te kom­po­nie­ren. Een drama, vol­le­dig en gai­jsch. 'n Tra­ge­die, fataal slot van heel ’ leven dat niet in bedri­j­ven en tafe­ree­len kan ges­ne­den. De man die steift is doof, meneer! Stom als ’ visch! Hij ziet... Ja. hij ziet... Hij spreekt niet. Kan niet spre­ken. En wat zal de bezoe­ker zeg­gen, meneer? ’n Tirade? 'n Mono­loog? Die foto daar, die hate­lijke en duur­bare foto. is ’t ver­geeld por­tret van- de jonge vrouw, voor jaren, van den ouwen man dje sterft... Mijne moe­der! Mijne arme moe­der!.,. De schurk, o schande, mijn vader!... Heef! mijn moe­der opge­ge­ten!... Erzoo­voori!... Ba! Val­seh meneer!... Vailsch!... 'thea­ter!... Asjel­dief!... Hola, gij, uw siga­ret weg!. Niet roo­ken in de zaal, jon­ge­heer!

Op den­zelt­den pas, met groot mis­baar, kwam aan­dra­ven de -g-ega Ion eerde pet van de Neger

— Agent! Agent!... Kom eens gauw! Daar zit daar een dron­ken man die schan­daal ver­wekt, in de stalles. Hij herkent in Madam But­ter­fly zijne eerste vrouw, roept-i... Hij wi1 per se Mary Pick-ford gaan zoe­nen!... Kom gauw! Smijt hem bui­ten! Gauw!...

(>66 wierp mij een wan­ho­pige blik toe. verd­ween in de plooien van de roode gor­dijn...

’k Wou den­ken op mijn gemak en slen­te­rend stak ik de straat over, naar Trae­lo­ria-Bar. waar, zooals u weet. alle eenig­szins erns­tige let­ter­kun­di­gen van dezen tijd hunne ins­pi­ra­tie gaan zoe­ken en hunne droo­men uit­broeien'.

. Zes hon­derd zes en zes­tig, dacht ik, heeft

gelijk, de jon­gen! Daar gebeu­ren zoo­veel din­gen. ver­schrik­ke­lijke en inter­es­sante din­gen, waar­bij de acteur zijn lip­pen niet kan, niet mag ope­nen... Doch op ’t too­neel?... 't Echte too­neel! Het Thea­ter!... Begod!... daar moet, willens ni Mens, toch ges­pro­ken!... Ge zegt: mii­mo­drama! Spet met open gebäre en ges­lo­ten mond. Geba­ren die geen eigen bet­ce­ke­nis heb­ben als zij 't woord niet ver­van­gen dat ik u diet­soh make wou. Vaisch! zal Zes hon­derd zes en zes­tig ui troep en. Want die men-, sehen, die pop­pen, doen alsof ize niet kun­nen spreke. ’1 Is. een vast sys­teem bij de mimes. Conven­tie dus. Even kuns­te­rig als bij die ander, welke altijd door pra­ten, ged­won­gen, ver­plicht spre­ken, met woord en klank moetent laten vers­taan, in de zaal die luis­tert en ziet, wat in ’1 diepste diep van hun hart, hun geest aan ’t woe­len, aan 't stri­j­den geraakte. Een stilte van één seconde, mid­den een scene \ ges­prek!... O ver­ve­ling!... Ges­teld nu eensv ik wil o doen voe­len en heu­seto mee­le­ven wat er in ’t bin­nenste van een hate­lijk ster­vend man met een neus -als een klip, vijf second voor (zijn ver­schei­den omgaat... Dan ben ik ged­won­gen' er bij te sleu­ren: zijn heelt- fami­lie, Ti dok­ter die gewich­tig doet en gedu­rig naar 't souf­fleurs­kot kijkt, of ’n huis­vrouw die onnoo-zel sta­melt en gewiid-naïef do ge-heele levens­ges­chie­de­nis van don man in het bed opra­kelt, of drie Par­ken die, slui­me­rig, als om het lesje aan­ge­leerde zin­nen op- en af-spin­nen bij dat bed. grootsch noch­tans als een wereld. Gri­mas­sen! En nog gri­mas­sen!... En ficelles, tou­wen en kabels! Zes hon­derd zes en zes­tig heeft, gelijk. Zeker! De tra­ge­die van de klip op den grau­wen wand is even his­to­risch-dra­ma­tisch, op zich zelve, in zijn essen­tie, bru­taal, defi­ni­tief feit, met zijn blik­sem­snel ver­loop, als de laatste adem van Napo­leon of de slange-beet van Cleo­pa­tra! VI wat van te voren mocht gebeu­ren bes­taat niet, Ibeeft nooit bes­taan! Wat er op dit oogern-blik, in tast­bare wer­ke­lij­kheid weil bes­taat, if de ver­scheurde foto uit kar­ton, geplakt op de-_ lip­pen va den doode!

Dat deze onfor­tuin­lijke poli­tieagent nu juist t too­neel ging kie­zen, otn zijn hor­sen* molen aan ’t malen te zet­ten!...

Neen, ver­dui­veld, dje scène van dat bed en dien neus!... Dat is de moeite waard!... Oprecht!...

Zoo, pein­zend en strui­ke­lend, stond ik weer voor de Cinema. De breede boo­gin­tree, don­ker en koel, ach­ter het zwarte hek, gaapte me aan met al zijn duis­ter­nis!

Met één klap schoof het mij te bin­nen, hier... Ja, hier moet ’t drama van Hon­derd zes en zes­tig afge­rold. Hier en ner­gens anders! De zieie­dra­ma’s, waar één woord voor te vin­den is, wor­den in Cinema -geïn­car­neerd uit. licht op doek. Wan­neer?... Wan­neer Cinema. too­neel, roman, opera,' heel­die­ke­nis­boek noch fresco, sim­pel-weg Cinema .wezen zal. Waar het. too­neel in proza of in vers ein­digt, daar begint Cinema!..

II. GOOD­MAN Thzn.

138. DE ZIN­GENDE REI­J­ZI­GER. ')

Losse voor­dracht.

Ben in de lijd van ne - gen da - gen De gant - sehe we-reld rond-ge Voor eerst zo quant ik bin - ne Roo-men, Daer sat een wai-vis in de

In Span-jen vond ik twee ka-me-len Te sa-meneen kla-ver-jas - je

A! op een Die song een Ik sag ’er

E -Lied ook

HUP

sei

een

son -der staert; in ’t La-tijn; Kak - ke-toe,

Wat sag

ifet

ik won-der - lij - ke din-gen, Hij wist zijn stem zo lief te men-gTen Die deed (wie hen- ker sou het ra-den?)

tjr

Die ik be - lust ben om te sin - gen, T Is, dunkt mij, wel een stuij-ver waert.

Ge - lijk de klok - jes die daar ben-g’len2) Dat is te seg - gen grof en fijn.

Niet an - ders als kar-stan - jes bra-den. En roer-den als ik weet niet hoe.

‘) De vol­le­dige titel is „De Zin­gende Rei­j­zi­ger op een esel son­der staert, verha­lende zijn won­der­lijke droo­men, die hij heeft gedroomt”; het geheel is een staaltje, meer karak­te­ris­tiek dan gees­tig, der oud­ti­jds zeer bekende leu­gen­lie­de­ren', wij dee­len hier slechts een drie­tal cou­plet­ten van de zes-en-twin­tig mede.

*) In den tekst, door ons gebruikt, staat: „Nu als een klok, en dan als beng’len,” dat blijk­baar een verk­noeiing is; de hier gege­ven lezing vindt men in Van Vlo­ten’s Baker- en Kin­der­ri­j­men, I, 44.


14

Chro­no­me­ters

WON­DER VAN NAUW­KEU­RI­GHEID

Maxi­mum-afwij­king: één minuut per maand

In nik­kel; 280 frank In goud: van af 600 frank

TEN­ZEN

Aux Fabri­cants Belges Réunis

BRUS­SEL

12, Oude K leerk«ojierss­traat. 12

ANT­WER­PEN 12, Schoen­markt, 12

BRIE­VEN­BUS

DE H KEREN Cir­tema-hes­tuw­ders welke wem­sd­hen «iDe Cinema » -in. ham ibiios­koop'zaal «ils pro­gramma te vieh­koo­pen. kun­nen »ich wen­den tot de uit­ge­ver J. Meuw lesen, 10-12, Gfoar­fee-lDe Cos­ter­sitr-aiat. Brus­sel, of tot onzen agent H. Jas­pers, Paa­sch­Moe­mem­tra« t, 17, Brus­sel; de heer Jas­pers begeeft zich zoo noo­dig ter plaatse om de hee­ren cinema-tve-stuur­ders alle inlich­tin­gen dienaan­gaande te vers­trek­ken.

BEBE, -- Wal­lace Beid, oon van Hal Beid, wend gebo­ren te Saint-Looide in 1892. ill­tij over­leed te Loi­SiA­nigë­los, 18 Januari 1923.

‘FiR­sAiNS iK. De brief, dien we u stuur­den ‘kwam terug met de ver­mekMng « onbe­kend». Wq ont­van­gen zeer graag uwe ver­za­me­ling adres­sen. Voor pho­to’s aan de altis­ten zelf schri­j­ven.

iSES­SUiE HAY­KAWA. — 1» ‘Neen; 2° Ja, we zul­len de vol­le­dige adres­sen opga­ven wan­neer een arti­kel ver­schi­jnt over de Hol­land-sche fil­min­dus­trie; 3° Ja; 4° Die film is ons niet bekend, geef er de oors­pron­ke­lijke

(‘Franse, he, iDuits­cihe, Ame­ri­kaanscbe?) bena­ming van, en zag ons. door Welk thuis ‘hij uit­ge­ge­ven weid; 5° Zelfde 'op­mer­king als voor 4. Har­te­Jij­ken dank voor weuscth, doch gelieve uw adres op te geven: we willen u bewi­j­zen dat onze inlich­tin­gen kos­te­loos wor­den vers­trekt.

FLEUR DE MAREE. Beproef het maar eens. Daar bes­list de redac­tie over. — Zeker. — Ik zie uwe vraag tege­moet.

C1N­FA­MAN. .... De kinema is natuur­lijk nog

vat­baar voor ver­be­te­ring; tegen­woor­dig bes­tu­deert men voo­ral: de film in kleu­ren en de spre­kende film. 2) Juist, de Guin­gaud debu­teerde in « De Drij Mus­ke­tiers »

JACKLY. — Er 'is eers­tens talent, noo­dig, ge moet foto­ge­niek zijn en voor­na­me­lijk goed kun­nen mimee­ren. Tracht u in ver­bin­ding te stel­len met een voort­brengst.huis, doch dan zult ge eerst moe­ten begin­nen als figu­rant en dan... dan aal alles van uzelf afhan­gen. 2) Te wei­nig gekend om u in te lich­ten. 3) Leon Mathot, 47, ave­nue Félix Faure. Paris (15e) 4) Wanda Haw­ley. Lasky Stu­dio, Vine street 1520, Los Angeles.

on tot deel­name aan den Pri­js­kamp

poor de

(Schoonste en (ÎMeest CP.​hotogenieke

Mevrouw \

gebo­ren te .... ß , den., wonend: .... ser­rai, nr , te ,. wen­scht

deel te nemen aan den pri­js­kamp voor de meest pho­to­ge­nieke vrouw van Bel­gië.

Aan het bes­tuur van De Cinema, met de meeste Hoo­gach­ting

(Hand­tee­ke­ning)

N. B. — Dui­de­lijk en lees­baar dezen bon invul­len, en het zen­den aan ’t vol­gende adres:

De Cinema, 10-12, Charles De Cos­ters­traat, Brus­sel, of Pro­vin­cies­traat, 94, Ant­wer­pen.

Achill o GEY­ZEN

178, KONINK­LIJ­KES­TRAAT, BRUS­SEL

Tele­phoon: B 98.04 — Tele­gram-adres: Oey­zeUa-Brus­sel

:: Bijht "s: 13, JESUSS­TRAAT, ANT­WER­PEN

ALGE­MEEN AGENT VOOR BEL­GIË VAN DEN BEKEN­DEN PIANO

" August Förster „

ALTIJD VOOR­RA­DIG - 20.000 ROL­LEN -VAN 65 en 88 NOTEN

IN METAAL GEMON­TEERD

THE

AUTO­PIANO

Kästner & C° Ltd

JVoir

cDe deganfe cÜJe­reld poetst lijn schoe­nen met LION ISTOIFÎ

Ono­ver­trof­fen hoe­da­ni­gheid, de meest in zwang zijnde tin­ten

LION NOIR PRO­DUC­TEN, Vun­del­straat, 4Î-44, Brus­sel

4de Han­dels-Jaar­beurs van Brus­sel, Stand nr 829

B1ETTE ZEEP

VOOR DE BAARD

Erkend n!s het oud­ste, hef ware en het beste recept van ome dagen.

E. HAA­NEN, Van­der­meer­schi­traat, 51, BRUS­SEL


Steeds de belan­gen zij­ner lezers en leze­res­sen ln acht nemend, wil />r. Cinema ook nu en dan een blad­zi­jde modé-V m' ‘•«uen dre­ven. .De '

'1 pre­mie voor onze leze­res­sen, stel­len we knip­pa­troons op mant, van deze model­len bes­chik­baar; om deze te be-

éénige gele­gen­teid gebruik.

MIe orders doen gewor­den aan J. FELIX, 20. Albert de Latours­traat, Brus­sel, of aan den uit­ge­ver van de Cin­crnn. DE DIREC­TIE.


ROYAL - ZOO­LO­GIE CINEMA

fsi IE Fî O!Si

L’Em­pe­reur du Monde est à l’apo­gée de sa puis­sance. Néron, monstre d’or­gueil, tyran redouté, adulé et haï, règne sur la Ville Eter­nelle qui fré­mit au moindre de ses caprices.

Tul­lius, son cour­ti­san favori, met au ser­vice de son maître une ima­gi­na­tion déli­rante. Pour gar­der les faveurs de l’Em­pe­reur, cet esclave tout puis, sant ne peut être rebuté par aucune besogne vile.

Néron est adoré par Actée, une ancienne esclave grecque qui l’aima de tout temps, alors que Néron, élevé en exil, était pauvre, mais depuis long­temps, le rôle de la mal­heu­reuse reine est effacé à la Cour.

Une ayLre femme, à Rome, rêve à Néron: c’est l’or­gueilleuse Pop­pée, la femme d’OI­hon. Pop­pée, avec la com­pli­cité de Tul­lius, ima­gine de se faire enle­ver nui­tam­ment par les sol­dais de Néron et d'être enfer­mée dans le palais impé­rial. La nuit, les gardes se sai­sissent de toute femme qui ose s’aven­tu­rer sur les voies, pour ser­vir aux caprices du Maître du Monde.

Après avoir pro­mis à Tul­lius de le faire nom­mer Gou­ver­neur de l’Ile de Chypre si elle arri­vait à sub­ju­guer Néron, Pop­pée est mise en pré­sence de l’Em­pe­reur. Le triomphe de la cour­ti­sane orgueilleuse ne larde pas et, bien­tôt, elle est toute puis­sante.

Un des géné­raux les plus célèbres de l’ar­mée Romaine, Galba, charge son aide-de-camp favori, Hora­tius de se sai­sir de la fille du roi vaincu Van-nian et de la conduire en otage à Rome.

Hora­tius, vain­queur de LTbé­rie, se met en routé et s’em­pare de la Prin­cesse Mar­cia. Mais la grâce et la beauté de la fille du roi Van­nianf ont grande impres­sion sur lui et il éprouve pour elle un amour aussi violent qu’im­pé­ris­sable.

A Galba il confesse qu’il veut suivre Mar­cîa. Mais le vieux géné­ral qui connaît les colères ter­ribles de Néron en dis­suade son jeune ami. L’Tbé-rie s’est révol­tée. Qu’Ho­ra­tius aille l’as­ser­vir une seconde fois et alors, tout auréolé d’un nou­veau triomphe, le jeune géné­ral vic­to­rieux pourra oser deman­der la main de l’otage.

Cepen­dant Pop­pée est deve­nue la véri­table Impé­ra­trice de Rome; Néron est tout à sa dévo­tion mais déjà l’at­trait du nou­veau l’at­tire. Ses proches ont péri pour satis­faire à l’im­pé­tueuse ambi­tion de l’im­pé­riale cour­ti­sane.

Hora­tius dompte à nou­veau l’Ibé­rie et revient plein de gloire. Pop­pée s’éprend du jeune géné­ral. Une fête est don­née pbur hono­rer le vain­queur.

Or, Hora­tius s’est attiré la colère de la toute puis­sante favo­rite de Néron dont il a repoussé les avances.

Tul­lius jure de la faire sup­plan­ter dans l’es­prit de Néron par quelque nou­velle beauté et c’est la prin­cesse Mar­cia qu’il amène à l’Em­pe­reur, le jour même où elle doit être don­née à Hora­tius.

Le duel entre Néron le maniaque et Hora­tius va écla­ter.

Les Légions romaines sont à la dis­cré­tion entière de leur idole, Hora­tius le vic­to­rieux. Va-t-il fal­loir avoir recours à elles pour tran­cher le dif­fé­rend

Piïii­pii­nie iln 2D avril an 3 mai

R. Plan­q’tte

marsch

KINETO

Weten­schap­pe­lijk

Reine de Saba

Inlei­ding

R. Plan­quette

Grand drame Romain m'.erprété par les artistes Fran­çais Jacques GRE­TilLAT et Pau­lette DUVAL

Adap­ta­tion musi­cale spé­ciale pour

CHŒUR-IŸIIXTE et GRAND ORCHESTRE

sour la direc­tion de Mr H. Ceu­le­mans

Te mid­den van teu­gel­looze zin­ne­lij­kheid en van wille­keu­rige dwin­ge­lan­dij bereikt Nero het hoog­te­punt van zijn heer­schap­pij. Zijn wensch is wil en zijn woord is wet. Niet­te­gens­taande Actea, een oud Grieksche slaaf den Cesar beminde toen hij

I '• son maître une ima­gi­na­tion déli­rante. Pour gar­der Y : î nog in bal­ling­schap, ellen­dig werd opge­voed, heeft

IJ les faveurs de l’Em­pe­reur, cet esclave tout puis. V 1 . „ - • , , , , . . : . i . . Y de onge­luk­kige konin­gin uit­ge­daan. De ijdele,

IJ sant ne peut être rebuté par aucune besogne vile. Y ' Régi­ment de Oâm­brC 61 AlCUSC e 1. Het Regi­ment V3I1 OfllTlbcr 6H A/laâS Y per­verse Poppca hoeft haar plaats inge­no­men bij

- ~T - ’ ' ‘ ' • ’ * * : *** den Kei­zer en heer­scht almach­tig, over het Romarche ,x' 1 lemH' = f marsch IV • 1 ldu­Mu­cuc * ™em*che Rijk Intus­schen­tijd heeft Gene­raal

: ! ? Galba den bloe­di­gen ops­tand in Ibene gedempt

tfIMrrn I o vwrvA ,î„! en nu bevecht hij zijn veld­heer Hora­tius, de doch-

ÏCour. Y u’ hllsKTU i Z. KINETO ter van den over­won­nen kor­ting Van­nian — Mar-

Une aytre femme, à Rome, rêve à Néron: c’est Revue scien­ti­fique \ Weten­schap­pe­lijk * “a — als gij­ze­laars­ter op te eischen en ze naar

,5,* l’or­gueilleuse Pop­pée; la femme d’Othon. Pop­pée, (Jt E Rome te voe­ren. Hora­tius gaat er heen doch Mara­vec la com­pli­cité de Tul­lius, ima­gine de se faire % 3 Reine de Saba . . Cil. Gou­nod Ë 3. Reine de Saba . . Ch. Gou­nod > cia’s onein­dige-schoon­heid betoo­vert hem en een

ff enle­ver nui­tam­ment par les sol­dais de Néron et gren­ze­looze liefde sluipt in zijn hart.

J l‘ d’être enfer­mée dans le palais impé­rial. La nuit, Intro­duc­tion Ë Inlei­ding *, Aan Galba bekent hij de waa­rheid: hij wil Mar-

If? les gardes se sai­sissent de toute femme qui ose E cia tot vrouw, maar de oude gene­raal die Nero’s

grim­mige woede kent, raadt het zijn jon­gen vriend

1? Après avoir pro­mis à Tul­lius de le faire nom­mer Y 1 ÄZh 1 Ë 1 3. I* l \ ß nieuwe zege bevechte en dan omkranst van lauwe.

? Gou­ver­neur de l’Ile de Chypre si elle arri­vait à Y . , , jf . ren kan hij Nero de hand van het meisje vra­gen,

l* sub­ju­guer Néron, Pop­pée est mise en pré­sence de Y Grand drame Romain mier­prete par |E Groot Romeinsch drama met Hora­tius keert over­win­nend weer en Pop­pea,

\ l’Em­pe­reur. Le triomphe de la cour­ti­sane orgueil- *;* les> artistes Fran­çais \\ Jacques CRE­TILLAT en Pau­lette DUVAL * wulpsche cour­ti­sane, steeds zoe­kend naar afwis-

I. leuse ne tarde pas et, bien­tôt, elle est toute purs- t I: •!• selmg, wil den roem­rij­ken .veld­heer in haar strik­ken van­gen. Een groot feest zal te zij­ner eer plaats heb­ben en dan zal hij zijn duur­baarste wensch uit spre­ken, niet­te­gens­taande de ver­lok­kin­gen van Pop­pea die dan in haar trots getrof­fen, op wraak zint En in haar razer­nij begaat zij de onvoor­zich­ti­gheid Tul­lius te bes­chim­pen. Tul­lius, de ver­trou­we­ling van Nero, degene die haar voor het eerst den Cesar voors­telde, wijl zij hem de heer­schap­pij over Chy­pra beloofde zoo zij eens Nero’s vrien­din werd.

Tul­lius zweert, ze bij Nero te laten ver­drin­gen door een nieuwe schoon­heid en het is de prinses Mar­cia, die hij den Kei­zer voor­brengt, den dag zelf dat zij Hora­tius zou gege­ven wor­den.

Dc twee­kamp tus­schen Nero en Hora­tius gaat los­bars­ten. Nero steunt op zijn onbe­perkte wille­keur en macht; Hora­tius op de Romeinsche legioe­nen wier afgod hij is. Een ploise storm breekt los en Hora­tius kan met zijn beminde vluch­ten.

Nero, meer en meer zie­ke­lijk van geest, droomt van een tita­nische ramp die hem «ver­ma­ken» zal en ter­zelf­der­tijd een poëma inge­ven, een poëma zoo mach­tig dat hij Home­ros zelf overv­leu­ge­len zou. En Rome wordt in vuur en vlam gezet. Nero zingt en is geluk­kig, maar de volks­woede gromt en barst uit: « Ter­dood, Nero de brand­stich­ter! Opgez­weept door ont­zet­ting en schrik en om de gemoe­de­ren te beda­ren, bes­chul­digt hij de Kris-

1 minus jure ue ia rane suj­j­j­jia­mei mus 1 rajim j.\ume va »1 ui«: nes suiuaio uc minus inen­cin de vic­times à la mort se caciie et tuit, blëme de 'j' tenen den brand te heb­ben onts­to­ken. De Kriste-

! % de_ Néron par quelque nou­velle beauté et c’est la le feu à cent endroits et, devant cette vision gran- ter­reur. Lâche deux fois il châ­tie Pop­pée outra­geu- Y tenen den brand te heb­ben onts­to­ken,

iji prin­cesse Mar­cia qu’il amène à l’Em­pe­reur, le diose de l’in­cen­die de la Ville Eter­nelle, Néron sement et doit avoir recours à l’as­sis­tance d’un Y Nero’s ster ver­bleekt: hij vlucht weg, bleek van

Î jour même où elle doit être don­née à Hora­tius. ins­piré chante et est heu­reux! sol­dat pour quit­ter le monde qu’il a illus­tré de sa Y schrik, wreekt zich laf­har­tig op Pop­pea en roept

Le duel entre Néron le maniaque et Hora­tius va •*» Cepen­dant la fureur du peuple gronde. Les toute puis­sante et orgueilleuse gloire. Y tie hulp in van een sol­de­nier om hém den dolk in

En ter­wijl de tyran sterft gaan Mar­cia en haar zege­vie­rende held hun duur gekocht en hoog JL geluk te gemoet...

Impri­me­rie du Centre. 26. Rem­warl, Kip­dorp. Anvers

Pni­piiiiiii van 2D ipili nu 3 M

entre les deux hommes éga­le­ment épris de Lm-cla?

Une tem­pête éclate brus­que­ment et Hora­tius peut fuir empor­tant celle qu’il aime.

Néron de plus en plus névrosé rêve d’un cata­clysme for­mi­dable qui pour­rait «le dis­traire».

Horati.us, mal­gré son amour, ne peut triom­pher des der­nières résis­tances de Mar­cia conver­tie depuis peu à la nou­velle Loi divine, le Chris­tia­nisme. Elle ne sera pas au héros qu’elle aime si un apôtre ne peut les marier après avoir fait du géné­ral un Chré­tien.

Tul­lius, machia­vé­lique, a conçu un plan cri­mi­nel qui réjouira Néron. La des­truc­tion de Troie que le tyran regrette de n’avoir pu admi­rer n’est rien auprès du spec­tacle que le cour­ti­san va lui offrir.

Rome va brû­ler! Les sol­dats de Tul­lius mettent le feu à cent endroits et, devant cette vision gran­diose de l’in­cen­die de la Ville Eter­nelle, Néron ins­piré chante et est heu­reux!

Cepen­dant la fureur du peuple gronde. Les légions romaines sont mécon­tentes.

«A mort Néron l’in­cen­diaire!», s’écrie-t-on.

Rem­pli de crainte le tyran tremble et, pour" don-

Groot Romeinsch drama met

Jacques CRE­TILLAT en Pau­lette DUVAL

in de hoof­drol­len

Bij­zon­dere muzie­kaan­pas­sing voor

GEMENGD KOOR en GROOT ORKEST

onder de lei­ding van den Heer H. Ceu­le­mans

ner* mie proie à la haine popu­laire, il accuse les Chré­tiens.

Et les Chré­tiens seront exter­mi­nés sans pitié.

Mal­gré l’in­ter­ven­tion d’Ho­ra­tius, Mar­cia, flan­quée d’un seul esclave est mise dans l’arène en face du lion le plus féroce.

Hora­tius veut inter­ve­nir en vain. L’es­clave accom­plit le pro­dige de vaincre le fauve. Mais, quand même, Néron donne l’ordre de sacri­fier Mar­cia mal­gré l’ap­pel déses­péré d’Ho­ra­tius, l’idole des sol­dats.

L’ar­mée sur­git. Galba à, la tête des légions révol­tées, aidé d’Othon, le mari de Pop­pée.

L’as­saut des légions est irré­sis­tible. Galba est pro­clamé Empe­reur. On pour­suit le plus grand des cri­mi­nels pour le mettre à mort.

Néron, le tyran, Néron qui a envoyé des mil­liers de vic­times à la mort se cache et fuit, blême de ter­reur. Lâche deux fois il châ­tie Pop­pée outra­geu­se­ment et doit avoir recours à l’as­sis­tance d’un sol­dat pour quit­ter le monde qu’il a illus­tré de sa toute puis­sante et orgueilleuse gloire.

Cepen­dant que pour la gra­cieuse Prin­cesse Mar-cia et son héros vain­queur s’ouvre l’ère du bon­heur.


POUR AVOIR UNE BIÈRE BONNE ET SAINE

Adres­sez-vous à la Bras­se­rie

VAN HOM­BEECK

BER­CHEM - Tél. 5210

ISILKLS en BOU­TEILLES - en FUTS

HABILLEZ

VOS

ENFANTS

BRI­TAN­NIA

77, Longue rue d’Ar­gile

Mai­son BERTH Y

106, rue de l’Eglise, 106

FOUR­RURES

Arran­ge­ments — Répa­ra­tions Conser­va­tion de four­rures Prix avan­ta­geux — Tra­vail soi­gné

La Mriiiiire Géné­rale iii­loiim­liile

12, rue Van Ert­born Tel. 2921 ANVERS Tél. 2921

Agence pour la Pro­vince d’An­vers du Vrai ‘FERODO”

Agence pour Anvers des Rou­le­ments à billes S. K F.

Agence géné­rale pour la Bel­gique du Dia­mond et Noble’s Polish

La seule mai­son de la place four­nis­sant aux garages aux prix de gros

PHO­TO­GRA­VEURS

DES­SI­NA­TEURS

Champ Vle­mi­nekx..ô AMVER5

HSZ5H5aSBSB5H5252SHSB­SH­JE­SE­SESH­SH5E5i

OUVRAGES DE DAMES

LAINES, SOIES, COTONS, COUVRE-LITS, NAPPES, STORES, BON­NET­TE­RIE A LA MAIN, DEN­TELLES, JUM­PERS

MAI­SON EMMA

H V\im KltKI

WOL, ZIJDE, KATOEN. BED­SPREIEN, TAFEL-KLEE­DE­REN, STORES, KAN­TEN, HAND­BREI­GOED, JUM­PERS

D Anvers, Rue Von­del­straat, 15, Ant­wer­pen

FPSέSHEHSÏ­SE­SaSZ­FaSBSZÏESÏSH­Sî­FaS­rE­FEÏE

GAR­NI­TURES

POUR

Fumoirs, Salons, Bou­doirs Chambres à cou­cher Veran­dah Fau­teuils - Club

11, Longue rue du Van­neau

(près du parc)

ni M| Tiimpi m—« I ||MI Om.​hii —iii/G

I MEUBLES J

= Les plus grands Maga­sins en Bel­gique

9 Longue rue des Claires 9

I Grand choix de gar­ni­tures, 200 salles à man­ger, i f chambres à cou­cher, salons, cui­sines, veran­dah’s, g bureaux, lite­ries, chaises-longues, etc. etc.

Mai­son Amé­ri­caine

Meilleur mar­ché qu’ailleurs I Ouvert tous les jours jus­qu’à 8 h . •* . |

I Maga­sin fermé f |

ifiiiiiiiiiM­mi­miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii­miiiiiiiiiiiÏÏ

Autos pour Céré­mo­nies. Mariages, Bap­têmes et Fêtes

Garage J & H DEHU

Télé­phone 3107

a2, Canal des Bras­seurs - ANVERS

VOYAGES A L’ÉTRAN­GER - EXCUR­SIONS PRIX A FOR­MAIT

A. e t?oo s - ecca­fit

ixxyu o

cTém ££üre straat .0

BRO­DE­RIES

DES­SINS MODERNES

PER­LAGES, BOU­TONS, POÏNTS­CLAIRS. PLIS­SAGE

Ms— RYCKAERT

RUE RUBENS, 17, ANVERS

TRA­VAIL SOIGNE ET RAPIDE

.. EJX­GELSCH HOED EN MA GA ZIJN.. V0N­DEL­STR., 19 CAUS (nabij St. Jans­plaatsi

De laatste nieu­wi­ghe­den in Vil­ten Hoe­den

RUirne Keus =s‘ Zîei Eta­lage

Ali­liU